DE DAG VAN DE HEERE


Inleiding

Jesaja 2:12 

Want de dag van de HEERE van de legermachten zal zijn tegen ieder die hoogmoedig en trots is en tegen ieder die zich verheft, opdat hij vernederd wordt. 

Jesaja 13:6 

“Huil, want de dag van de HEERE is nabij, hij zal komen als een verwoesting van de Almachtige.”

Jesaja 13:9

“Zie, de dag van de HEERE komt, meedogenloos, in alle hevigheid en met de gloed van zijn toorn, om de aarde tot een voorwerp van verschrikking te maken en de zondaren ervan weg te vagen.” 

Ezechiël 13:5

“Jullie zijn niet in de bressen geklommen en hebben geen muur opgetrokken voor het huis van Israël om te kunnen standhouden in de strijd op de dag van de HEERE.”

Ezechiël 30:3

“Want nabij is de dag, nabij is de dag van de HEERE, een dag van wolken. Het zal het uur van de volken zijn.”

Joël 1:15

“Ach, die dag! Want nabij is de dag van de HEERE, komen zal hij als een verwoesting van de Almachtige.”

Joël 2:1

“Blaas de ramshoorn in Sion en roep luid op de berg van mijn Heiligdom, laat alle inwoners van het land sidderen, want de dag van de HEERE komt, ja, hij is nabij.”

Joël 2:11

“De HEERE laat zijn stem voor zijn leger uit klinken, want zijn leger is zeer groot, want met macht voert Hij zijn woord uit, want de dag van de HEERE is groot en angstwekkend. Wie zal hem kunnen verdragen?” 

Joël 3:4 

De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en ontzagwekkende dag van de HEERE komt.”

Joël 4:14

“Menigten, menigten in het Dal van de Dorsslede, want de dag van de HEERE is nabij, in het Dal van de Dorsslede.”

Amos 5:18

“Wee hun, die uitzien naar de dag van de HEERE! Waartoe zal de dag van de HEERE tot jullie komen? Duisternis zal hij zijn en geen licht.”

Amos 5:20

“Zou de dag van de HEERE niet duisternis zijn en geen licht? Donkerheid en geen spoortje licht?!” 

Obadja 1:15

“Want de dag van de HEERE over alle volken is nabij! Zoals jij gedaan hebt, zal met jou worden gedaan, je verdiende loon zal op je hoofd terugkeren.”

Zefanja 1:7

“Zwijg voor het aangezicht van mijn Heer, de HEERE, want de dag van de HEERE is nabij. De HEERE heeft immers een slachtoffer bereid, Hij heeft zijn genodigden geheiligd.”

Zefanja 1:14

De grote dag van de HEERE is nabij, hij is nabij en hij komt spoedig. Het geluid van de dag van de HEERE! De held zal daar bitter schreeuwen.”

Maleachi 3:23

    “Zie, Ik zend jullie de profeet Elia, voordat de grote en ontzagwekkende dag van de HEERE komen zal.”

Handelingen 2:20

“De zon zal veranderen in duisternis, de maan in bloed, voordat de grote en ontzagwekkende dag van de HEERE komt.”

2 Petrus 3:10

Maar de dag van de HEERE komt als een dief. Op die dag zullen de hemelen plotseling verdwijnen. De elementen echter zullen al brandende vergaan en de aarde en de werken daarop zullen openbaar worden. 

Achttien keer komt de uitdrukking ‘de dag van de HEERE’ in de Bijbel voor. Handelingen 2:20 is een herhaling van Joël 3:4. 


Deze dag moet men niet verwarren met: 

(‹1›) de dag van onze Here Jezus Christus, die altijd betrekking heeft op de komst van Jezus Christus voor de zijnen, dat zijn de gelovigen: 1 Kor. 1:8; 5:5; 2 Kor. 1:14; Fil. 1:6 

(‹2›) de dag van onze Heer die één keer betrekking heeft op (‹a›) de rustdag van de week, de sabbatdag als de dag van het samenkomen en het breken van het brood (‹zie Hd. 20:7›), en twee keer op (‹b›) de dag van Christus om de zijnen bij zich te nemen, zijn Bruidsgemeente. Deze dag ziet er voor de ongelovigen uit als een dief in de nacht, maar niet voor de gelovigen en daarom is de gelovigen de dag van onze Heer (‹1 Kor. 11:20; 1 Ts. 5:2 en 2 Ts. 2:2-4›) en niet de dag van de HEERE, want deze laatste is een dag van toorn en oordeel is. 

Beide dagen zijn positieve dagen voor de gelovigen. Daarom staat er ook ‘de dag van onze Heer’ in beide uitdrukkingen. Samen komen deze beide termen 7 keer voor in de Aramese Peshitta.


Wanneer is de dag van de HEERE?

De voorlopers van de dag van de HEERE beginnen o.i. in Openbaring 8, want in Op. 6:12-17 lezen wij ... (‹vergelijk Joël 3:4 hierboven›) 

“En ik zag, toen Hij het zesde zegel opende, dat er een grote aardbeving plaatsvond en de zon werd verduisterd als een haren zak en heel de maan werd als bloed en de sterren van de hemel vielen op de aarde, zoals een vijgenboom zijn vijgen afwerpt als hij door een harde wind wordt geschud. De hemelen weken uiteen en werden als boekrollen opgerold en elke berg en alle eilanden werden van hun plaats gerukt. De koningen van de aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de spelonken en in de rotsen van de bergen en zij zeiden tegen de bergen en de rotsen: ‘Val op ons en verberg ons voor het aangezicht van het Lam, want de grote dag van zijn toorn is gekomen en wie kan standhouden!’ ” 

De grote dag van de toorn van het Lam is kennelijk op dit punt in het boek Openbaring aanstaande en gekomen. En wij zien in Openbaring 8 en 9 dan ook vreselijke dingen gebeuren, zelfs komt er in Openbaring 9:15-19 een derde van de bewoners van de aarde om het leven door een demonisch leger van 200 miljoen ruiters. 

Toch is dit strikt genomen nog niet de dag van de HEERE, omdat wij in Maleachi 3:23 lezen ... 

 “Zie, Ik zend jullie de profeet Elia, voordat de grote en ontzagwekkende dag van de HEERE komen zal.”

Deze Elia behoort met Henoch tot de twee getuigen die in Jeruzalem optreden in de eerste helft van de zogenaamde jaarweek van Daniël, waarover wij lezen in Openbaring. Deze. twee getuigen weerhouden in zekere zin nog de toorn van God met hun prediking en profeteren, die zich uitstrekt over een periode van drieëneenhalf jaar zoals ook de tegenwoordigheid van de Gemeente vanaf  Handelingen 2 tot nu toe de toorn van God weerhoudt.  Daarna is het begin van de dag van de HEERE precies in het midden van de jaarweek, wanneer niet alleen de Gemeente zich als de Bruid aan de wereld onttrokken heeft, maar ook de twee getuigen naar de hemel zijn gegaan, zoals wij daarover lezen in Openbaring 11:11, 12. De tweede helft van de jaarweek breekt aan in Openbaring 12 en het verslag loopt in ruimere zin door tot Openbaring 19:21, maar strikt gezien eindigt de dag van de HEERE o.i. in Openbaring 16, want in Openbaring 15:1 lezen wij ... 

“En ik zag een ander teken in de hemel, groot en wonderbaar: zeven engelen die de zeven laatste plagen hadden, want daarmee is de toorn van GOD beëindigd.”

en in Openbaring 16:17  lezen wij ...

“De zevende (en dus de laatste) engel goot zijn schaal uit in de lucht en er klonk een luide stem uit de Tempel, van vóór de troon, die zei: ‘Het is gebeurd!’  

Openbaring 15 en 16 zijn eigenlijk één langgerekte beschrijving van een groot en wonderbaar teken dat Johannes in de hemel ziet en dat heeft getrekking op het uitgieten van de toorn van God vanuit zeven schalen die zeven engelen ontvangen van de vier cherubs of levende wezens die wij in Openbaring 4 bij de troon van God zien. In Openbaring 17 volgt een uitleg van alles wat heeft plaatsgevonden, opdat Johannes alles wat hij gezien heeft beter zal kunnen begrijpen en in Openbaring 18 wordt de val van Babylon nog eens in detail beschreven, de val die heeft plaatsgevonden bij het uitgieten van de zevende schaal van Gods toorn in Openbaring 16:19. 

In Openbaring 19:1-5 wordt er in de hemel een lied gezongen op de val van Babylon, in Openbaring 19:6-10 wordt de Bruiloftsfeest van het Lam aangekondigd en in Openbaring 19:11-21 lezen wij over de oorlog van het Lam tegen de koningen van de aarde, waarbij het Lam de wijnpers zal treden. Wij menen dat de in Openbaring 16:16 aangekondigd slag vanuit Armageddon is. Daarom is dit ook een terugblik, want Openbaring 19:11-21 is een uitwerking van Op. 16:16. We dienen deze gebeurtenissen o.i. te verbinden met de profetie van Zacharia 12, 13 en 14. Lees ook Zacharia 14:12 over het oordeel dat over de legers het beest en van de vijanden van God zal komen.


Het oordeel begint bij het Huis van God  ...

Wij zien dat de Gemeente van Jezus Christus in Openbaring 6:9-11 bij het openen van het vijfde zegel van de boekrol in hevige wereldwijde vervolgingen terecht komt, waarbij op een gegeven moment de maat vol is en de martelaren voltallig zijn ... 

Uit 1 Petrus 4:17 weten wij dat het oordeel begint bij het Huis van God, d.w.z. ‘bij ons’, d.w.z. bij de gelovigen, de Gemeente van de HEERE Jezus Christus ...

“Want het is de tijd dat het oordeel bij het Huis van GOD begint. Maar als het bij ons begint, wat zal dan het einde zijn van hen die niet gehoorzaam zijn aan het Goede Nieuws van GOD? En als de rechtvaardige maar nauwelijks gered wordt, waar zullen dan de goddeloze en de zondaar blijven? ” 

In 1 Petrus 4:1-19 wordt het lijden van de christen om Jezus’ wil in verband gebracht met het begin van het oordeel bij het Huis van GOD. Als de gelovige lijdt om Christus’ wil, als christen, hoeft hij zich niet te schamen en wordt hij onttrokken aan de zonde. In 1 Petrus 4:1 lezen wij ...

“Als Christus dan voor jullie in het vlees geleden heeft, wapen jezelf dan ook met dezelfde gedachte, dat wie in zijn lichaam gestorven is, opgehouden is met al het zondigen.  

De Gemeente van Jezus Christus is de Tempel van het Lichaam van Jezus Christus, het hoofd van die Gemeente, die in die Tempel zit of woont. De Tempel is het Huis van God. De Bijbel spreekt van een hemelse en van een aardse Tempel. In Ezechiël 9:6 lezen wij over een oordeel dat begint bij het Huis van GOD, nadat een kruisteken of merkteken is gekrast op de voorhoofden van mannen die zuchten van alle gruweldaden die men in Jeruzalem begaat. Dit alles speelt zich op aarde af. Nergens anders in het OT vinden wij iets dergelijks. 

“Breng ouderen, jongemannen, maagden, kinderen en vrouwen ter dood, vernietig hen, maar raak niemand aan die het merkteken op zich heeft. Begin bij mijn Heiligdom.” En zij begonnen bij de oude mannen die zich voor het Huis bevonden.”

In Openbaring 7:1-8 vinden wij iets dergelijks als in Ezechiël, namelijk 144.000 Israëlieten die een merkteken op hun hoofd krijgen ter bescherming tegen de oordelen die daarna gaan plaats vinden. De 144.000 komen op de berg Sion met het Lam in Openbaring 14 en krijgen daar een afgemeten plaats, want van de afbakening lezen wij in Openbaring 11:1-2. Dit verschijnen van de 144.000 op de berg Sion is halverwege de jaarweek. Op datzelfde punt tussen de beide helften van de jaarweek wordt volgens Openbaring 12:7-9 de draak, dat is de slang van het begin, de duivel en de satan met zijn engelen uit de hemel geworpen door Michaël, zodat de hemel gereinigd is van de gevallen engelen. 

Tegelijkertijd met het zetten van een merkteken op de hoofden van de 144.000 Israëlieten, komt de grote schare, de Gemeente, in Openbaring 7:9-17 in de hemel aan. Dit is de opname van de Bruidsgemeente, eigenlijk van de rest van de Gemeente, want Openbaring 6 laat zien, dat vele christenen voor dat moment als martelaren omkomen, totdat het aantal van hen vol is en zij voltallig zijn. De omgekomen martelaren zullen dan met de nog levende gelovigen opgenomen worden uit de grote verdrukking waarvan in Openbaring 6 sprake is. Dat is heel bijzonder want dat betekent dat de Bruidsgemeente van Jezus Christus na het openen van het zesde zegel, maar vóór het openen van het zevende en laatste zegel zal worden opgenomen. Wat een volmaakte ‘timing’ houdt de HEERE God aan! De gelovigen zijn immers geen kinderen van de toorn, zoals alle ongelovigen in Efeziërs 2:3 genoemd worden, want dag van de toorn van God treedt in werking op het moment dat de boekrol geheel open is gegaan, dus na het zevende zegel, en de mensen op aarde die niet willen buigen voor het Lam, dat zeer waarschijnlijk zichtbaar is aan de hemel, als die hemel opensplijt zodat de goddelozen uitroepen ‘Verberg ons voor de toorn van het Lam’.  De Bijbel is duidelijk: de Gemeente wordt vlak voor het begin van de toorn van God en van het Lam uit de wereld wordt weggenomen en onttrokken wordt aan de verwoestende en overweldigende toorn van GOD die over heel de aarde zal komen. 

Dus op het moment dat de Boekrol geheel open is, alle zeven zegels, dan is er een uitverkoren en onkwetsbaar elitekorps van 144.000 Israëlieten op aarde en de Bruidsgemeente is in veiligheid in de hemel aangekomen. 


Als een dief ... 

Jezus waarschuwde zijn discipelen al voor het komen van de dief en voor zijn optreden in Johannnes 10:20 ... 

“De dief komt alleen om te stelen, te doden en te vernietigen. Ik ben gekomen opdat zij Leven hebben en overvloed.” 

Job, de man van lijden, zegt in Job 24:14 dat een moordenaar ‘s nachts als een dief is ...

“Vóór het licht komt, staat de moordenaar op, hij doodt de ellendige en de arme, en ’s nachts is hij als een dief.”

Jeremia 2:26 spreekt over het huis van Israël als over een dief die betrapt wordt, d.w.z. als een volk dat betrapt wordt in zijn goddeloosheid ... 

“Zoals een dief beschaamd staat als hij betrapt wordt, zo staat het huis van Israël beschaamd, zij, hun koningen, hun vorsten, hun priesters en hun profeten.”

In Joël 2:9 lezen wij over de dag van de HEERE waarvan wij hiervoor lazen in Joël 2:1 en Joël 2:11 ... 

“Zij bestormen de stad, rennen over de muren, klimmen tegen de huizen op, gaan door de vensters naar binnen als een dief.”

In 1 Tessalonicenzen 5:2 lezen wij ...

“Want jullie weten heel goed dat de dag van onze Heer komt als een dief in de nacht.” 

In 1 Tessalonicenzen 5:4 ...

“Maar jullie, mijn broeders, zijn niet in de duisternis, zodat die dag jullie als een dief zou overvallen ...”

De dag van onze Heer is de dag dat de Here Jezus komt om zijn Bruidsgemeente te halen en dat is een dag van waken en van uitzien, zodat de gelovigen, de Bruid, er niet door wordt overvallen, maar klaar is om met de Bruidegom mee te gaan naar het Vaderhuis. Zie hierover ook het Onderwerp “De Joodse huwelijksluiting”

In 2 Petrus. 3:10 lezen wij ...

“Maar de dag van de HEERE komt als een dief. Op die dag zullen de hemelen plotseling verdwijnen. De elementen echter zullen al brandende vergaan en de aarde en de werken daarop zullen openbaar worden.”

In Openbaring 3:3

“Denk eraan, hoe jij het gehoord en ontvangen hebt, schenk er aandacht aan en bekeer je. Als je niet wakker wordt, zal Ik je overvallen als een dief en je zult niet weten op welk uur Ik je overvallen zal.”

Openbaring 16:15 zegt Jezus bij het uitgieten van de zesde en op één na laatste schaal van zijn toorn  ...

Zie, Ik kom als een dief. Gezegend is hij die waakt en zijn kleren bewaart, opdat hij niet naakt rondloopt en men zijn schaamte zou zien.” 

In deze laatste twee verzen spreekt Jezus’ vanuit de belevingswereld van degenen die niet waakzaam zijn en zijn komst niet verwachten. Het lijkt erop dat ook voor christenen die komst onverwacht kan zijn, als zij niet bezig zijn met de zaken van hun Heer, zoals wij lezen in Matteüs 12:42-48. 


De vlucht naar de binnenkamers ...

In Jesaja 26 lezen wij het lied van het land van Juda, dat wij hieronder in zijn geheel weergeven ...


Op die dag zal dit lied in het land Juda gezongen worden:

 “Wij hebben een sterke stad,

Hij stelt ‘Redding’ tot muren en voorwallen.   

Doe de poorten open,

opdat het rechtvaardige volk binnengaat,

het volk dat trouw blijft.

Vastberaden als het is, bewaart U het in vrede,

ja, in vrede, want het vertrouwt op U.”

 

4 “Vertrouw op de HEERE tot in eeuwigheid,

want in de HEER, de HEERE, is de Rots van de eeuwen.

5 Want Hij laat hen, die daar zo hoog wonen, diep bukken,

de hoogverheven stad, vernedert Hij,

Hij vernedert haar tot de aarde toe,

Hij doet haar in het stof bijten.

6 De voet zal haar vertrappen,

de voeten van de verdrukte,

de voetstappen van de armen.”

 

7 “Het pad van de rechtvaardige is effen,

het spoor van de rechtvaardige is recht

U baant het.

8 Ook in de weg van uw oordelen, HEERE,

was onze hoop op U gevestigd,

onze ziel verlangde naar uw Naam,

onze ziel verlangde ernaar om aan U te denken.

9 Mijn ziel verlangde ’s nachts naar U,

ook mijn geest in mij zocht U ernstig.

Want wanneer uw oordelen over de aarde komen,

leren de inwoners van de wereld gerechtigheid.”

 

10 “Bewijst men de boosdoener genade,

dan leert hij geen gerechtigheid,

maar sticht hij kwaad in een land vol gerechtigheid

en toont hij geen ontzag voor de hoogheid van de HEERE.”

 

11 “O HEERE, opgeheven is uw hand,

maar zij zien het niet.

Zij zullen het wel zien,

maar beschaamd worden vanwege uw ijver voor uw volk,

ja, het vuur zal uw tegenstanders verteren.

12 O HEERE, Uw rechtsbesluit zal vrede voor ons zijn,

want U hebt al ons werk voor ons volbracht.

13 O HEERE, onze GOD, andere heren dan U hebben over ons geheerst.

Door U alleen is het dat wij uw Naam gedenken.

14 Doden zullen niet herleven, schimmen zullen niet opstaan.

Daarom hebt U hen het kwaad vergolden en hebt U hen vernietigd.

U hebt alle herinnering aan hen teniet gedaan.

15 O, HEERE, U hebt dit volk vermeerderd,

U hebt dit volk vermeerderd,

U bent erin verheerlijkt,

U hebt alle grenzen van het land verruimt.”

 

16 “O, HEERE, in de benauwdheid hebben zij U opgezocht,

zij hebben hun fluisterende gebeden uitgestort,

toen uw tuchtiging over hen heen kwam.

17 Zoals een zwangere vrouw

die op het punt staat te baren ineenkrimpt

en het uitschreeuwt bij haar weeën,

zo waren wij, o HEERE, voor uw aangezicht.  

18 Wij waren zwanger, wij hadden smarten,

het was alsof wij wind baarden.

Wij brachten het land geen uitredding

en wereldburgers werden niet geboren.”

 

19 “Je doden zullen herleven!

Mijn dode lichamen zullen opstaan!

Word wakker en juich, jullie die in het stof wonen!

De dauw van de lichten is immers jullie dauw,

en de aarde zal de schimmen van de dode uitwerpen.”

 

20 Ga heen, mijn volk, ga in je binnenkamers

en sluit je deuren achter je.

Verberg je voor een ogenblik,

totdat de grimmigheid voorbij is. 

21 Want zie, de HEERE zal uit zijn plaats uitgaan

om de ongerechtigheid van de bewoners van de aarde aan hen te vergelden

en de aarde zal het op haar vergoten bloed prijsgeven,

en zij zal wie op haar vermoord zijn niet langer bedekken.”

Het volk van Juda zal zich moeten terugtrekken voor een kort moment in de dag van de HEERE, totdat het voorbij is!


Bronnen:

EBV Bijbeltekst



Bewerking: 

redactie EBV -  1 november 2022