DE ZOON VAN GOD
Inleiding
Vaak stellen mensen de vraag ‘Hoe kan God nu een Zoon hebben?’ De gedachte dat God een Zoon heeft, is zo vreemd, want dan is God toch niet meer Eén en dat is juist zo kenmerkend voor God in tegenstelling tot het geloof van mensen die in meerdere goden geloven. Maar het opvallende is, dat er nergens in de Bijbel staat, dat God een Zoon heeft, maar er staat dat Jezus Christus de Zoon van God is.
Ook hebben mensen moeite met de uitdrukking ‘Zoon van God’, want, zo zegt men, God krijgt geen kinderen zoals een mens, dat is ‘immers ver beneden zijn hoogwaardigheid en heiligheid’, zo meent men. Men denkt dat de uitdrukking ‘Zoon van God’ betekent dat God omgang met een vrouw zou hebben gehad, zoals een man met een vrouw, en dat Hij bij haar een kind zou hebben verwekt en verkregen. Maar nergens in de Bijbel lezen wij dat. Bovendien denkt men dat het hebben van sexuele omgang met een vrouw zondig is. De Bijbel leert echter dat God de sexuele omgang van man en vrouw in het huwelijk rein is. IN Hebreeën 13:7 lezen wij: “Het huwelijk moet bij allen in ere zijn en hun huwelijksbed rein, want hoereerders en overspelers zal GOD oordelen. ”
Ook stelt men wel de vraag: ‘Waar in de Bijbel zegt Jezus, dat Hij God is?’ of ‘Waar zegt Jezus dat Hij de Zoon van God is?’ (‹C›)
Op deze vraag zullen wij hieronder uitvoerig ingaan, want Jezus zegt namelijk drie keer in de Bijbel dat Hij de Zoon van God is.
In alle gevallen geldt, dat men niet bekend is met wat de Bijbel zegt en heel vaak zijn de stellingen, die men tegen de term ‘Zoon van God’ heeft ingenomen, niet bespreekbaar. Het is een geestelijk probleem, men kan het niet anders zien, omdat men blind is voor het Licht van het Woord van God door wat men geleerd heeft en door de houding die men aangenomen heeft. Toch is er voor een mens, die de waarheid zoekt, geen andere weg dan het Woord van God te openen en dat Woord tot zijn hart en gedachten te laten spreken. Daarbij moet de mens beseffen, dat hij God wel om hulp kan vragen, maar Hem niet ter verantwoording kan roepen.
God laat zich niet ter verantwoording roepen - Hij is God
In de Inleiding zagen wij al, dat mensen menen, dat God bepaalde dingen in de Bijbel op dient te schrijven, zoals een mens daar recht op meent te hebben of zoals een mens meent, dat God de dingen zou moet zeggen. Dit is in wezen een hoogmoedig houding en zolang een mens daarin volhardt, is Hij opstandig tegen God, want de rollen liggen juist omgekeerd: de mens is verantwoording aan God verschuldigd en aan Hem ondergeschikt en onderdanig en niet andersom. God is een Heilige God, Hij laat Zich alleen benaderen zoals Hij wil en niet zoals een mens dat wil.
Mensen zullen dat autoritair noemen, maar dat is verkeerd uitgedrukt. Hij is namelijk niet autoritair, maar Hij IS de HOOGSTE GEZAGHEBBER, de HOOGSTE AUTORITEIT. Als een mens met Hem wil discussiëren, dan is die mens aan het verkeerde adres, zoals de zeer gelovige Job, moest erkennen. Hij kon niet tegen God op en zegt:
“Zie, ik ben te gering, wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.” (Job 40:4)
Job moest luisteren, nederig zijn, bidden voor zijn vrienden en dan zou er herstel komen in zijn nood! En Job heeft dat begrepen en heeft zich vernederd en God heeft hem overvloedig herstel gegeven.
Job antwoordde de HEERE en zei: “Ik weet, dat U alles kunt en dat geen enkel plan van U verijdeld kan worden. U zegt: ‘Wie is het die zonder kennis het raadsbesluit versluiert?’ Zo is het dan, ik heb gesproken terwijl ik het niet begreep, dingen die voor mij te wonderlijk waren, waar ik geen weet van had.”
“Luister toch en ik zal spreken, ik zal U vragen stellen en U zult mij kennis bijbrengen. Alleen door met het oor te luisteren heb ik van U gehoord, maar nu ziet mijn oog U. Daarom heb ik een afkeer van mijzelf en heb ik berouw en zit ik neer in stof en as.” (Job 42:1-6)
De HEERE deed de boeien van Job weg, toen hij voor zijn vrienden gebeden had,
en de HEERE voegde aan alles wat Job bezat het dubbele toe. (Job 42:10)
De HEERE zegende Jobs einde meer dan zijn begin ... (Job 42:12)
Dit wil niet zeggen, dat een gelovige geen diepe vragen mag stellen of uiten of dat hij niet zou mogen nadenken. Het tegendeel is het geval, dat laat de geschiedenis van Job wel zien o.a. door de diepte van de gesprekken, die hij met zijn vrienden voert! Maar men moet zich niet gaan meten met God en niet opstandig zijn of worden en ook God niets wat ongepast is toeschrijven en zijn Naam niet ongepast gebruiken. Wij moeten beseffen, dat God anders is dan wij. In het boek van de profeet Jesaja zegt God het zo in Jesaja 55:8, 9 …
“Want mijn gedachten zijn niet jullie gedachten en jullie wegen zijn niet mijn wegen, spreekt de HEERE.
Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan jullie wegen en mijn gedachten dan jullie gedachten.”
God is God en laat zich niet door een mens ter verantwoording roepen. Een mens moet, als Hij de Bijbel opent, zich realiseren dat Hij bij het openen en lezen Gods stem zal gaan horen. Dat is dan wel door de ‘pen van een mens’, maar aardse koningen bedienen zich ook van schrijvers, om hun bevelen aan hun onderdanen bekend te maken, maar het zijn wel woorden van de koning en een burger doet er beter aan om die te respecteren. Zo is het ook met de Bijbel, het Woord van God. Men dient er ontzag voor te hebben en zich eraan te onderwerpen.
Jezus Christus over Zichzelf
Drie keer lezen wij heel duidelijk in de Bijbel dat Jezus Zichzelf de Zoon van God noemt.
In Johannes 9:35-37 lezen wij dat Jezus spreekt met een man die blindgeboren was, die vlak daarvoor door Jezus genezen was zonder dat de man wist wie het was die Hem genezen had, alleen was hij de synagoge uitgegooid, omdat hij positief van die voor hem onbekende man gesproken had vanwege zijn genezing. Maar dat werd hem door de Joodse geestelijke leiders niet in dank afgenomen ...
“Jezus hoorde dat zij hem naar buiten hadden gegooid en toen Hij hem gevonden had, zei Hij tegen hem: “Geloof jij in de Zoon van God?” Hij antwoordde en zei: “Wie is Hij, mijn Heer, dan zal ik in Hem geloven?” Jezus zei tegen hem: “Je hebt Hem gezien en Hij die met je spreekt, is het.”
Dit laat zien dat Jezus niet alleen nooit iemand afwijst of berispt die Hem ‘de Zoon van God’ noemt, maar dat Hij Zelf ook openlijk ervoor uitkomt, dat Hij de Zoon van God is. Tegelijk lezen wij ook op de enige juiste reactie op die bekendmaking, want de blindgeboren man die ziende geworden was, zegt onmiddellijk “Ik geloof, mijn Heer!” En hij knielde neer en aanbad Hem.
In Matteüs 27:43 lezen wij dat de spotters bij de kruis van Jezus Christus zeggen: “Hij heeft op God vertrouwd. Laat die Hem dan nu verlossen, als Hij Zich over Hem verheugt, want Hij heeft gezegd: ‘Ik ben de Zoon van God’.” Heel duidelijk maken zij bekend, dat zij weten dat Jezus dat van Zichzelf heeft gezegd, maar zij spreken spottend en wachten ongelovig af, want hun harten zijn verhard.
En in Johannes 10:34-36 lezen wij ... “Jezus zei tegen hen: “Staat er in jullie Wet niet geschreven: ‘Ik heb gezegd: Jullie zijn goden!’? Als Hij degenen tot wie het woord van God kwam, goden genoemd heeft en de Schrift niet gebroken kan worden, zeggen jullie dan van Hem die de Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft: ‘U lastert!’, omdat Ik gezegd heb: ‘Ik ben de Zoon van God!’?”
Drie keer wordt uit de tekst van de Bijbel duidelijk dat Jezus Christus Zelf heeft gezegd, dat Hij de Zoon van God is!
Duidelijker kan het niet!
Jezus zegt ook drie keer op een indirecte manier, dat Hij de Zoon van God is.
Jezus zegt tegen Nikodemus: “Want zo lief heeft GOD de wereld gehad, dat Hij zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig Leven heeft. Want GOD heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem zou leven. Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld. Wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de enige Zoon van God.” - Johannes 3:16-18
“Voorwaar, voorwaar Ik zeg jullie: Het uur komt en het is er nu al, dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen en zij die Hem horen, zullen leven.” - Johannes 5:25
“Maar Jezus zei: “Deze ziekte is niet van dodelijke aard, maar tot eer van God, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt zal worden.” - Johannes 11:4
De Engel bij Jezus’ geboorte
In Lukas 1:35 lezen wij de woorden van de Engel tot Maria ...
“De Engel antwoordde en zei tegen haar: ‘De Heilige Geest zal komen en de kracht van de Allerhoogste zal je omhullen. Daarom zal Hij, die in je geboren zal worden, heilig zijn en de Zoon van GOD genoemd worden.’ ”
De discipelen en apostelen over Jezus
In het Nieuwe Testament vinden wij in het totaal 46 verzen waarin de uitdrukking ‘Zoon van God’ voorkomt. In Lukas 3:38 heeft de uitdrukking betrekking op ‘Adam’. Dus blijven er 45 vermeldingen van ‘de Zoon van God’ over. In drie verzen daarvan, die wij hiervoor besproken hebben, kwam de uitdrukking uit Jezus’ eigen mond, drie keer staat er dat anderen zeiden dat Jezus gezegd had, dat Hij de Zoon van God is en één keer gebruikt de Engel de uitdrukking ‘Zoon van God’ als Hij de geboorte van Jezus aan Maria aankondigt.
De discipelen en de apostelen spreken 9 keer in de Evangeliën en in het boek Handelingen over Jezus Christus als de Zoon van GOD
1. In Matteüs 14:33 lezen wij
“Zij die in het schip waren, kwamen en aanbaden Hem en zeiden: ‘Werkelijk, U bent de Zoon van God!’ ” -
2. Aan het begin van het Markus evangelie schrijft Markus in Markus 1:1 ...
“Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van GOD.”
3. In Johannes 1:34 zegt Johannes de Doper ...
“En ik heb gezien en getuigd dat Deze de Zoon van GOD is.”
4. In Johannes 11:27 zegt Martha, de zus van Maria en van Lazarus tegen Jezus …
“Ja, mijn Heer, ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van GOD, die in de wereld gekomen is.”
5. In Johannes 1:49 zegt Natanaël …
“Natanaël antwoordde en zei tegen Hem: ‘Mijn Meester! U bent de Zoon van GOD, U bent de Koning van Israël!’ ”
6. In Johannes 20:30, 31 tegen het het einde van het Evangelie schrijft de apostel Johannes schrijft deze …
“Jezus heeft nog wel veel andere tekenen voor de ogen van zijn discipelen gedaan, die niet in dit boek zijn opgeschreven, maar deze zijn geschreven opdat jullie geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van GOD, en opdat jullie, wanneer jullie geloven, Leven zullen hebben in zijn Naam.”
7. In Handelingen 8:37 lezen wij ...
“Filippus zei: ‘Als je met heel je hart gelooft, is het geoorloofd!” Hij, antwoordde en zei: “Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van GOD is.’ ”
8. En van de apostel Paulus, die voor zijn bekering de christenen hevig vervolgde, lezen wij in Handelingen 9:20 over zijn optreden onmiddellijk na zijn bekering het volgende …
“Onmiddellijk begon hij in de synagoge van de Joden over Jezus te prediken, dat Hij de Zoon van GOD is.”
De hoofdman bij het kruis
Bij het kruis was een Romeinse hoofdman die het opzicht had over de kruisiging en die naar wij aannemen wel meer kruisgingen had geleid … enkele, tientallen, misschien wel honderd … wij weten het niet. Een dergelijk man moest wel bijzonder hard en wreed zijn om zo’n werk te kunnen doen. Daarom is het heel opvallend, dat er twee keer in het Nieuwe Testament vermeld wordt wat hij over Jezus zei, toen hij Hem aan het kruis zag sterven. In Matteüs 27:54 lezen wij ...
“Toen de hoofdman over honderd en degenen die samen met hem over Jezus de wacht hielden, de aardbeving en de dingen die gebeurden zagen, waren zij zeer bevreesd en zeiden: “Werkelijk, deze was de Zoon van God!”
En in Markus 15:39 wordt nog eens extra duidelijk wat deze man zelf zei …
“Toen de hoofdman over honderd, die daar bij Hem stond, zag dat Hij zo, met een luide schreeuw, de Geest gaf, zei hij: ‘Waarlijk, deze Mens was de Zoon van GOD!’ ”
De satan en de boze geesten en de tegenstanders onder de Joden
Van de satan lezen wij vier keer dat hij bij zijn verzoeking van Jezus in de woestijn vier keer de uitdrukking ‘Zoon van God’ gebruikt, maar in een cynische zin nl. ‘Als U de Zoon van de God bent ...’ Zie Mt. 4:3, 6; Lk. 4:3, 9.
“Als U de Zoon van GOD bent, zeg dan dat deze stenen brood worden!” - Matteüs 4:3
“Als U de Zoon van GOD bent, werp Uzelf dan naar beneden, want er staat geschreven: ‘Aan zijn engelen zal Hij bevel geven over U en op hun handen zullen zij U dragen, opdat U uw voet niet aan een steen stoot.’ ” - Matteüs 4:6
“Als U de Zoon van GOD bent, zeg dan tegen deze steen dat hij brood wordt.” - Lukas 4:3
“Als U de Zoon van GOD bent, werp Uzelf dan van hier naar beneden, want er staat geschreven: ‘Hij zal zijn engelen gebieden om U te beschermen en zij zullen U op hun handen dragen, opdat U uw voet niet aan een steen zult stoten.’ ” - Lukas 4:9-11
De boze geesten weten dat Hij de Zoon van God is en zeggen dat openlijk ...
“Zij riepen en zeiden: “Jezus, Zoon van GOD, wat hebben wij met U te maken? Bent U hier gekomen om ons vóór de tijd te pijnigen?” - Matteüs 8:29.
“Zij die door onreine geesten gekweld werden, vielen voor Hem neer wanneer zij Hem zagen. Zij riepen en zeiden: ‘U bent de Zoon van GOD!’ ” Markus 3:11.
“Ook gingen er van velen demonen uit, terwijl die riepen en zeiden: “U bent de Christus, de Zoon van GOD!” Maar Hij bestrafte hen en stond hun niet toe te spreken, omdat zij wisten dat Hij de Christus was.” - Lukas 4:41
“Zodra hij Jezus zag, begon hij te schreeuwen en viel voor Hem neer en zei met luide stem: ‘Wat hebben wij met U te maken, Jezus, Zoon van GOD, de Allerhoogste? Ik smeek U, dat U mij niet pijnigt!’ ” - Lukas 8:28
Wat opvalt, is dat zij Jezus Christus erkennen als de Zoon van God en weten dat zij door Hem gestraft zullen worden met pijniging.
Onder zijn tegenstanders, onder de Joden, de Farizeeën en schriftgeleerden en oudsten treffen wij een uiterst wantrouwende, spottende en vijandige benadering.
Zo lezen wij in Matteüs 26:63 ...
“Maar Jezus zweeg stil. De hogepriester nam weer het woord en zei tegen Hem: ‘Ik bezweer U bij de levende GOD, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van GOD?’ ”
En in Matteüs 27:40 zeggen de voorbijgangers als zij Jezus aan het kruis zien hangen ...
“U die de Tempel afbreekt en in drie dagen herbouwt, verlos Uzelf. Als U de Zoon van GOD bent, kom dan van het kruis af.”
In Lukas 22:70 zeggen allen in de Hoge Raad van de Joden ...
“‘Bent U dan de Zoon van GOD?’ Jezus zei tegen hen: ‘Jullie zeggen zelf dat IK-het-BEN!’ ”
Ten slotte lezen wij opnieuw van de Joden in de Hoge Raad in Johannes 19:7 ...
“De Joden antwoordden hem: ‘
Wij hebben een Wet, en volgens onze Wet moet Hij sterven, omdat Hij Zichzelf Zoon van GOD heeft gemaakt.’ ”
De brieven en het boek Openbaring
In de brieven komt de uitdrukking ‘Zoon van God’ 15 keer voor. Wij lezen …
- in Romeinen 1:1-5 “Paulus, een dienaar van Jezus Christus, een geroepene en een apostel, die afgezonderd is voor het Evangelie van GOD - dat Hij vanaf het begin beloofd heeft door zijn profeten in de Heilige Schriften - met betrekking tot zijn Zoon, die wat het lichaam betreft geboren is uit het zaad van het huis van David en wat betreft de kracht en de Heilige Geest die Jezus Christus, onze Heer, uit het verblijf van de doden heeft doen opstaan, geopenbaard is als de Zoon van GOD.”
- in 2 Korintiërs 1:19 dat Paulus de Zoon van God gepredikt heeft,
- in Galaten 2:20 dat Paulus leeft door het geloof in de Zoon van God,
- in Efeziërs 4:13 lezen wij over het één worden van de gelovigen in het geloof en de kennis van de Zoon van God,
- in Hebreeën 4:14 lezen wij dat de gelovigen in Jezus Christus, de Zoon van God, een grote hogepriester hebben,
- in Hebreeën 6:4-6 lezen wij “Het is echter onmogelijk dat zij, die eens voor de doop zijn afgedaald en de hemelse gave geproefd hebben en de Heilige Geest ontvangen hebben en het goede woord van GOD en de krachten van de toekomende eeuw geproefd hebben, weer zouden zondigen en opnieuw tot bekering gebracht zouden worden en de Zoon van GOD opnieuw zouden kruisigen en verachten.”
- in Hebreeën 7:3 lezen wij dat het priesterschap van Melchizedek een blijvend Priesterschap vertegenwoordigt, omdat Hij aan de Zoon van God gelijk is,
- in Hebreeën 10:29 lezen wij over de straf, die komt over degene die op de Zoon van GOD getrapt heeft en het Bloed van zijn Verbond, waardoor hij geheiligd was, beschouwd heeft alsof het was als dat van alle mensen en die de Geest van de genade gesmaad heeft,
- in 1 Johannes 3:8 lezen wij dat de Zoon van God gekomen is om de werken van de satan te vernietigen,
- in 1 Johannes 4:15 lezen wij ‘Voor ieder die belijdt dat Jezus de Zoon van GOD is geldt: GOD blijft in hem en hij blijft in GOD’,
- in 1 Johannes 5:5 lezen wij de woorden: ‘Want wie anders is het die de wereld overwint, dan wie gelooft dat Jezus de Zoon van GOD is!’,
- in 1 Johannes 5:10 lezen wij “Wie in de Zoon van GOD gelooft, heeft dit getuigenis in zich. Ieder die niet in GOD gelooft, maakt Hem tot een leugenaar, omdat hij niet gelooft in het getuigenis dat GOD van zijn Zoon getuigt.”
- in 1 Johannes 5:12 lezen wij “Wie de Zoon heeft, heeft het Leven, wie de Zoon van GOD niet heeft, heeft het Leven niet.”
- in 1 Johannes 5:13 lezen wij “Deze dingen heb ik jullie geschreven, opdat jullie weten, dat jullie eeuwig Leven hebben, jullie die geloven in de Naam van de Zoon van GOD.”
- in 1 Johannes 5:20 lezen wij “Wij weten, dat de Zoon van GOD gekomen is en ons kennis gegeven heeft om de Waarachtige te kennen en om in de Waarachtige te zijn, in zijn Zoon Jezus Christus. Hij is de waarachtige GOD en het eeuwige Leven.”
In het boek Openbaring komt de uitdrukking ‘Zoon van GOD’ nog 1 keer in Openbaring 2:18, namelijk in de aanhef van de brief aan de engel de gemeente in Tiyatira. “Schrijf aan de engel in de gemeente van Tiyatira! Dit zegt de Zoon van GOD, die ogen heeft als vuurvlammen en voeten als koper uit Libanon: ...”
Na het boek Handelingen komt de uitdrukking ‘Zoon van God’ dus nog 16 keer in het Nieuwe Testament voor.
Adam, de zoon van God
In Lukas 3:23-38 staat het geslachtsregister van Jezus Christus. Aan het eind ervan lezen wij over Adam als de ongeboren, maar geschapen zoon van GOD ...
“Jezus was ongeveer dertig jaar oud en naar men meende was Hij de zoon van Jozef, de zoon van Heli, de zoon van Matat, de zoon van Levi, de zoon van Melchi, de zoon van Janna, de zoon van Jozef, de zoon van Mattata, de zoon van Amos, de zoon van Nahum, de zoon van Esli, de zoon van Naggai, de zoon van Maät, de zoon van Matath, de zoon van Semeï, de zoon van Jozef, de zoon van Juda, de zoon van Johannes, de zoon van Resa, de zoon van Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, de zoon van Neri, de zoon van Melchi, de zoon van Addi, de zoon van Kosam, de zoon van Elmodad, de zoon van Er, de zoon van Josi, de zoon van Eliëzer, de zoon van Joram, de zoon van Matita, de zoon van Levi, de zoon van Simeon, de zoon van Juda, de zoon van Jozef, de zoon van Jonam, de zoon van Eljakim, de zoon van Melea, de zoon van Mani, de zoon van Matata, de zoon van Nathan, de zoon van David, de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz, de zoon van Salmon, de zoon van Nahesson, de zoon van Amminadab, de zoon van Aram, de zoon van Hezron, de zoon van Perez, de zoon van Juda, de zoon van Jakob, de zoon van Izak, de zoon van Abraham, de zoon van Tera, de zoon van Nahor, de zoon van Serug, de zoon van Rehu, de zoon van Peleg, de zoon van Heber, de zoon van Selah, de zoon van Kenan, de zoon van Arfachsad, de zoon van Sem, de zoon van Noach, de zoon van Lamech, de zoon van Metusalach, de zoon van Henoch, de zoon van Jered, de zoon van Mahalaleël, de zoon van Kenan, de zoon van Enos, de zoon van Seth, de zoon van Adam, de zoon van GOD.”
Dit is de enige keer dat de uitdrukking ‘zoon van GOD’ geen betrekking heeft op Jezus Christus, maar op Adam. Adam was de geschapen zoon van God, geschapen naar Gods beeld, maar hij moest de heerlijkheid van God prijsgeven, omdat hij in zonde viel en bijgevolg alle mensen met hem, zoals wij lezen in Romeinen 3:23, 24 ...
“Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van GOD en worden door zijn genade om niet gerechtvaardigd door de verzoening in Jezus Christus.”
De weg terug na deze zondeval is ‘genade’, het is geen ‘loon’ en het is geen ‘verdienste’. Deze genade komt door de eeuwige, ongeschapen Zoon van GOD, die weliswaar als een mensenkind verwekt is in een vrouw, maar de verwekking was niet door een mens van vlees en bloed, maar door de eeuwige Heilige Geest van GOD. Anders dan Adam heeft deze Zoon van GOD nooit gezondigd en anders dan Adam was Hij al van eeuwigheid af.
De Mensenzoon
De uitdrukking ‘Mensenzoon’ of ‘de Zoon van de mensen’ komt in 5 verzen voor in het Oude Testament nl. in Num. 23:19 (‹God is geen man, dat Hij liegen zou, of een mensenzoon, dat hij berouw zou krijgen.›), in Ps. 8:5 (Wat is dan de mens, dat U aan hem denkt, en de mensenzoon, dat U hem opzoekt?›), in Ps. 80:18 (‹Laat uw hand zijn met de man van uw rechterhand, met de mensenzoon die U voor Uzelf sterk hebt gemaakt›), in Ps. 144:3 (‹O HEERE, wat is de mens, dat U hem kent, de mensenzoon, dat U aan hem denkt?›) en ten slotte in Daniël 7:13 in het Oude Testament voor. In het laatste vers is sprake van een heel duidelijke verwijzing naar de de komst van Jezus Christus op de wolken (‹vergelijk 1 Tessalonicenzen 4:16-18›) ...
“Ik bleef kijken in de nachtelijke visioenen,
en zie, met de wolken van de hemel kwam Hij die was als een Mensenzoon
en Hij kwam tot de Oude van dagen
en zij brachten Hem tot vlak voor Hem.”
In het Nieuwe Testament komt de uitdrukking in 84 verzen voor.
In 79 van de 84 verzen gebruikt Jezus Zelf de uitdrukking ‘de Mensenzoon’ in de vier Evangeliën, o.a. in verband met zijn lijden, maar ook in verband met zijn verheerlijking en zijn terugkomst in de eindtijd.
Verder gebruikt Stefanus de uitdrukking in het Nieuwe Testament in Handelingen 7:56 ...
“Zie, ik zie de hemelen geopend en de Mensenzoon staat aan de rechterhand van God.”
Vervolgens lezen wij in 1 Timoteüs 2:5, 6 dat Paulus over de Mensenzoon schrijft ...
“Want er is één God en er is één Middelaar tussen God en mensen: de Mensenzoon, Jezus Christus, die Zichzelf gegeven heeft als losprijs voor alle mensen, een getuigenis dat op de juiste tijd gekomen is.”
In Hebreeën 2:6 vinden wij de volgende aanhaling uit Psalm 8:5 ...
“Wat is de Mens dat U aan Hem denkt en de Mensenzoon, dat U naar Hem omziet?”
In Openbaring 1:13 lezen wij ook van de Mensenzoon door de pen van de apostel Johannes op het eiland Patmos ...
“In het midden van de kandelaren was iemand als de Mensenzoon, bekleed met een priestertuniek, en op zijn borst droeg Hij een gouden gordel.”
De laatste keer lezen wij in Openbaring 14:14 opnieuw door de pen van de apostel Johannes op Patmos over de Mensenzoon met een verwijzing naar de woorden uit Daniël 7:13, die ook in Mt. 24:30, Mk. 13:26, Mk. 14:62 en in Lk. 21:27 worden aangehaald ...
“En ik zag, en zie, een witte wolk, en op de wolk zat iemand die leek op een Mensenzoon, met een gouden krans op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand.”
Opmerkelijke verzen
In Romeinen 1:1-5 lezen wij ...
“Paulus, een dienaar van Jezus Christus, een geroepene en een apostel, die afgezonderd is voor het Evangelie van GOD - dat Hij vanaf het begin beloofd heeft door zijn profeten in de Heilige Schriften - met betrekking tot zijn Zoon, die wat het lichaam betreft geboren is uit het zaad van David en wat betreft de kracht en de Heilige Geest die Jezus Christus, onze Heer, uit het verblijf van de doden heeft doen opstaan, geopenbaard is als de Zoon van GOD.”
Jezus Christus sprak van Zichzelf blijkens het Nieuwe Testament ook als de Mensenzoon, hoewel wij gezien hebben, dat Hij Zichzelf ook de Zoon van God noemde en Zich Zoon van God liet noemen. is gebleken de ZOON VAN God te zijn in kracht door de opstanding uit de doden
In Handelingen 13:33 lezen wij …
“Zie, God heeft de belofte voor ons, hun kinderen (‹d.w.z. de kinderen van de vaderen van het volk›), in vervulling doen gaan, doordat Hij Jezus uit de dood heeft doen opstaan. Zoals in de tweede psalm geschreven staat: ‘Je bent mijn Zoon, vandaag heb Ik Je verwekt!’ ”
En in inderdaad in Psalm 2:7-9 lezen wij …
“Ik zal het besluit bekendmaken! De HEERE heeft tegen Mij gezegd: ‘Jij bent mijn Zoon, vandaag heb Ik Je verwekt! Vraag Mij en Ik zal volken als erfdeel aan Je geven, de einden van de aarde tot je bezit. Je zult hen verpletteren met een ijzeren staf, hen in stukken slaan als een kruik van een pottenbakker.’ ”
In Ps. 89:27, 28 lezen wij over de Zoon van David …
“Hij zal Mij aanroepen: ‘U bent mijn Vader, mijn God, de Rots van mijn redding!’
Ja, Ik zal hem tot de eerstgeborene stellen, tot de Allerhoogste van de koningen van de aarde.
Tot in eeuwigheid zal Ik mijn liefdevolle vriendschap voor hem koesteren en mijn Verbond zal hem trouw blijven.”
Jezus werd op aarde ook geëerd als de Zoon van David!
In Jesaja 9:1-6 lezen wij deze heel bekende woorden ...
“Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien. Over hen die wonen in het land van de schaduw van de dood zal (het) licht schijnen. U zult het volk talrijk maken, U zult de blijdschap groot maken. Zij zullen zich verblijden voor uw aangezicht, zoals men zich verblijdt bij de oogst, zoals men zich verheugt bij het verdelen van de buit ...
... want het juk van zijn last en de stok op zijn schouder en de staf die hem aandreef, hebt U verbroken net als op Midiansdag,
... want elke schoen die door het strijdgewoel besmeurd werd en elke mantel die in bloed gewenteld werd, zal verbrand worden, een prooi van het vuur,
... want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt Hem bij zijn Naam: Wonderbaar, Raadsman, Machtige God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de grootheid van zijn heerschappij en aan zijn vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk om dat te bevestigen en dat te sterken met recht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.”
Tot slot
We hebben gelezen dat de Mensenzoon Jezus Christus verwekt is als een mensenkind. In Handelingen 13:33 lezen wij de aanhaling van de woorden uit Psalm 2:7 ...
“Jij bent mijn Zoon, vandaag heb Ik Je verwekt! ”
Jezus Christus zegt ook dat Hij de enige Zoon van God is (‹Johannes 3:16›) ...
“Want zo lief heeft GOD de wereld gehad, dat Hij zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig Leven heeft.”
Jezus Christus was er echter al vóór Abraham, wat wij lezen in Johannes 8:58 ...
“Jezus zei tegen hen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg jullie: Vóór Abraham er was, BEN-IK (er altijd al geweest).”
En dat niet alleen ... Hij was ook door God in de wereld gezonden. Dat wil zeggen dat Hij er al was, voordat Hij als een kind in de wereld kwam. In Handelingen 3:26 lezen wij ...
Lang geleden al heeft Hij (het Verbond) met jullie gesloten en nu heeft GOD zijn Zoon gezonden om jullie te zegenen en opdat jullie je zouden bekeren en berouw zouden hebben van jullie slechte daden.”
In Romeinen 8:3-4 lezen wij ...
“Want omdat de Wet zwak was door de zwakte van het (zondige) lichaam, heeft GOD zijn Zoon in de gestalte van het zondige lichaam gezonden, vanwege de zonde, om de zonde in het lichaam te veroordelen, opdat de gerechtigheid van de Wet vervuld zou worden in ons, opdat wij niet naar het (zondige) lichaam zouden leven, maar naar de Geest.”
In Galaten 4:4 lezen wij ...
“Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft GOD zijn Zoon uitgezonden, die uit een vrouw was en onder de Wet was, opdat Hij degenen die onder de Wet waren zou vrijkopen en wij de plaats van zonen zouden mogen innemen.”
En bovendien hebben wij al vastgesteld dat Paulus van deze Jezus Christus in Romeinen 1:1-5 schrijft dat Hij als Gods Zoon geopenbaard is ...
“Paulus, een dienaar van Jezus Christus, een geroepene en een apostel, die afgezonderd is voor het Evangelie van GOD - dat Hij vanaf het begin beloofd heeft door zijn profeten in de Heilige Schriften - met betrekking tot zijn Zoon, die wat het lichaam betreft geboren is uit het zaad van het huis van David en wat betreft de kracht en de Heilige Geest die Jezus Christus, onze Heer, uit het verblijf van de doden heeft doen opstaan, geopenbaard is als de Zoon van GOD.”
Met andere woorden: de opstanding uit de doden is het krachtigste bewijs dat de Heilige Geest geeft, dat Jezus Christus de Zoon van God is!
Van die opstanding waren meer dan 500 betrouwbare mannelijke getuigen, zoals wij lezen in 1 Korintiërs 15:6
“Mijn broeders, ik maak jullie het Evangelie bekend dat ik jullie verkondigd heb en dat jullie aangenomen hebben en waarin jullie vaststaan, waardoor jullie Leven ontvangen, door het Woord dat ik aan jullie heb verkondigd als jullie je het nog herinneren. Zo niet, dan zijn jullie voor niets tot geloof gekomen. Want vanaf het begin heb ik aan jullie doorgegeven wat ik ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, zoals geschreven staat, en begraven werd en op de derde dag is opgestaan, zoals geschreven staat. Hij is aan Kefas verschenen en daarna aan de twaalf. Daarna is Hij aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk verschenen, waarvan de meesten tot nu toe nog in leven zijn, maar sommigen zijn ontslapen. Daarna is Hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. Als aan de laatste van hen allen, is Hij ook aan mij verschenen, als aan een onvolgroeid geborene.”
Bronnen: |
EBV Bijbeltekst |
Bewerking: |
redactie EBV - 1 juni 2023 |