Over kronen en kransen
Inleiding
Zowel in het Nieuwe Testament van de Aramese Peshitta als in het Griekse Nieuwe Testament zijn er onderscheiden woorden voor ‘krans’ en ‘kroon’.
Dertien keer vinden wij het Aramese woord ‘klila’ (‹ܟ݁ܠܺܝܠܳܐ›) voor krans en twaalf keer vinden wij het Griekse woord ‘stephanos’ (‹Στέφανος - G4735›) voor krans, aangevuld met een verwant woord in het dertiende vers.
En drie keer vinden wij het Aramese woord ‘taggin’ (‹ܬ݁ܳܐܓ݂ܺܝܢ›) voor kronen en drie keer vinden wij het Griekse woord ‘diademata’ (‹διαδηματα - G1238›) voor kronen. Dat alles precies in dezelfde verzen op precies dezelfde plaatsen.
Alleen Jezus Christus draagt de gouden krans in Op. 14:14 en alleen Hij draagt de vele kronen in Op.19:12.
De kronen
In drie verzen in het Nieuwe Testament vinden wij dit woord:
- 7 kronen op de koppen van de draak in Op. 12:3
- 10 kronen op de horens van het beest dat uit de zee komt in Op. 13:1
- de vele kronen op het hoofd van Jezus Christus, het Woord van GOD in Op. 19:12
Het is duidelijk dat Jezus Christus de kronen krijgt die Hem toekomen.
De 7 en de 10 kronen zijn kronen van voorbijgaande aard en van voorbijgaande koningen, want zowel de draak, de oude slang, de duivel, alsmede het beest en de valse profeet zullen in de poel van vuur geworpen worden. Zie Op. 19:20 en Op. 20:10.
We zien dat de draak als het ware van gedaante verwisseld als hij het beest uit de zee doet opkomen. De 7 kronen verdwijnen van de 7 koppen en de 10 horens worden uitgerust met 10 kronen, dat zijn 10 koningen die 1 uur macht krijgen samen met het beest. In Daniël 7:7, 8, 19-27 wordt dat beest met 10 horens dat uit de zee opkomt al aangekondigd en beschreven, ook zijn einde. Eerst zullen de 10 horens opstaan (Dan. 7:24). Dan zullen drie van de tien horens worden uitgerukt door een kleine horen die zich tussen de 10 verheft en er 3 uitrukt en die een mensenogen heeft en een mond vol grootsspraak.
Voor een korte tijd zal die kleine vreselijke horen de heiligen overwinnen, zoals Daniël 7:21 ons leert. Hij zal er ook op uit zijn tijden en wet te veranderen en voor driëeneenhalf jaar zal hem dat lukken (Dan. 7:25). De voorlopers daarvan zijn in het huidige wereldbestel duidelijk aanwezig. Dat laatste rijk zal geheel anders zijn dan alle voorgaande, veel vreselijker en gewelddadiger (Dan. 7:2). Maar na de driëeneenhalf jaar zal het gedaan zijn. Al zijn kronen zullen afgedaan hebben.
De kransen
In zestien verzen in het Nieuwe Testament vinden wij dit woord:
- 1 Kor. 9:25 ‘Maar iedere man die aan de wedloop deelneemt, onthoudt zich van alles. Zij lopen om een vergankelijk krans te ontvangen, maar wij om een onvergankelijke.’
- Fil. 4:1 ‘Daarom, mijn geliefde en kostbare broeders, mijn blijdschap en mijn krans, wees standvastig in onze Heer, geliefden!
- 1 Ts. 2:19 ‘Want wat anders is onze hoop, onze blijdschap en de krans van onze heerlijkheid voor onze Here Jezus bij zijn komst, dan jullie alleen?’
- 2 Tm. 2:5 ‘En ook als iemand aan een wedstrijd deelneemt, ontvangt hij geen krans als hij niet volgens de regels gestreden heeft.’
- 2 Tm. 4:8 ‘Nu dan, de krans van de gerechtigheid waarmee mijn Heer mij op die dag belonen zal, wanneer Hij de rechtvaardigen zal oordelen, ligt voor mij klaar. Maar niet alleen voor mij, maar ook voor allen die zijn verschijning liefhebben.’
- Jak. 1:12 ‘Gelukkig is de man, die in verzoeking volhardt, want als hij beproefd is, zal hij de krans van het Leven ontvangen, die GOD beloofd heeft aan wie Hem liefhebben.’
- 1 Pt. 5:4 ‘Wanneer de Opperherder geopenbaard zal worden, zullen jullie van Hem de onverwelkelijke krans van de heerlijkheid ontvangen.’
- Op. 2:10 ‘Wees in geen enkel opzicht bevreesd voor wat je lijden moet. Zie, de duivel zal sommigen van jullie in de gevangenis werpen opdat jullie verzocht worden. Jullie zullen een verdrukking hebben van tien dagen. Wees trouw tot de dood en Ik zal jullie de krans van het Leven geven.’
- Op. 3:11 ‘Ik kom spoedig. Houd vast wat je hebt, opdat niemand je krans wegneemt.’
- Op. 4:4 ‘Rondom de troon waren vierentwintig tronen en op de tronen zaten vierentwintig oudsten, gekleed in witte kleren en met gouden kransen op hun hoofd.’
- Op. 4:10 ‘vielen de vierentwintig oudsten neer voor Hem die op de troon zit en zij aanbaden Hem die leeft tot in alle eeuwigheid - Amen! - en zij wierpen hun kransen voor de troon neer en zeiden …’
- Op. 6:2 ‘En ik hoorde en zag, en ziedaar, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een krans gegeven en hij trok uit, overwon, overwinnende en om te overwinnen. ’
- Op. 9:7 ‘De sprinkhanen leken op paarden die klaar zijn voor de strijd. Op hun koppen was iets als kransen, die van goud leken, en hun gezichten leken op de gezichten van mensen …’
- Op. 12:1 ‘Er verscheen een groot teken in de hemel: een vrouw met de zon bekleed en met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd.
- Op. 14:14 ‘En ik zag, en zie, een witte wolk, en op de wolk zat iemand die leek op een Mensenzoon, met een gouden krans op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand.’
Opmerking: Er zijn vergankelijke kransen en er zijn onvergankelijke kransen. Er zijn echte en onechte gouden kransen. De kransen van de demonen in Op. 9:7 lijken van goud, de kransen van de oudsten en van de Mensenzoon zijn van goud. Bovendien werpen de oudsten hun gouden kransen voor de troon van God in Op. 4:10.
- Hd. 14:13 - ‘De priester van ‘De heer van de goden’, die buiten de stad was, bracht stieren en kransen naar de poorten van de hof waar zij verbleven en wilde die aan hen offeren.’
Dit vers is de kleine uitzondering op de regel, het 16e vers waarin het woord ‘krans’ voorkomt. Het Aramese woord is het bekende woord ‘ ܟ݁ܠܺܝܠܳܐ ’ (‹klīlāʾ›) dat wij ook in de 15 hiervoor genoemde verzen aantreffen, maar het Griekse woord is ‘στέμμα’ (‹stemma - G4725›), dat weliswaar nauw verwant is met ‘stephanos’, maar toch een net iets andere vorm vertegenwoordigt van het woord ‘stephanos’ in 15 voorgaande verzen.
Bewerking: |
redactie EBV - 1 juni 2022 |