DE VROEGE PROFETEN
Jozua, Richteren, Samuël en Koningen
INLEIDING
De boeken van de zgn. vroege profeten, נביאים ראשונים, de ‘Nevi’im Rishonim’, zijn:
• Yĕhôshúa‘ (יְהוֹשֻעַ) - Jozua
• Shophtim (שֹׁפְטִים) - Richteren
• Shmû’ēl (שְׁמוּאֵל) - 2 & 1 Samuël
• M’lakhim (מְלָכִים) - 2 & 1 Koningen
De vier boeken behandelen de geschiedenis vanaf de dood van Mozes, de middelaar van het Oude Verbond, en het direct daarop volgende binnentrekken van het aan de vaderen Abraham, Izak en Jakob beloofde land Kanaän onder leiding van Jozua, tot op het verval van het koningshuis van Juda en de Babylonische ballingschap. Dit is een periode van ongeveer 900 jaar.
Het boek Jozua beschrijft de strijd om en verovering van het land Kanaän onder leiding van Jozua de zoon van Nun, en opvolger van Mozes, en der verdeling van het land onder de 12 stammen.
Het boek Richteren heet in het Hebreeuws שֹּׁפְטִים (‘sjofᵉtiem’). In de Griekse Septuaginta (LXX) heeft het boek de naam Κριταί (‹‘kritai’›) en de Latijnse naam in de Vulgata is ‘liber Judicum’ (‘het boek Richteren’). Het boek behandelt een periode van ongeveer 350 jaar vanaf de dood van Jozua (‹Joz. 24:29-30; Ri. 1:1›) tot op de dood van Simson (Ri. 16:30-31), ofwel tot de tijd van de profeet Samuël.
Het boek beschrijft het falen van het volk Israël na de inname van het land Kanaän, dat het van God gekregen had. Dat falen wordt zeer duidelijk als de Engel van de HEERE van Gilgal naar Bochim gaat en daar het volk ernstig vermaant (‹Ri. 2:1-5›).
Aansluitend geeft het boek een beschrijving van de algemene houding van het volk ten opzichte van de HEERE en van de HEERE ten opzichte van zijn volk gedurende de tijd van de richteren, waarbij deze periode wordt geschilderd als een voortdurend afwisseling van enerzijds onderdrukking door de vijand, namelijk iedere keer als het volk van God afvalt, en anderzijds de bevrijding en verlossing uit de macht van de vijanden door richteren die God opwekt en toerust met de kracht van de Heilige Geest, namelijk iedere keer als het volk zich tot God bekeert (‹Ri. 2:6 - Ri. 3:6›). Dan neemt God het weer op voor zijn falende volk. Hij laat zijn volk niet zitten met de resultaten van hun ontrouw en zonde, als zij zich bekeren. Zo lezen wij in Ri. 2:17-22.
Het boek Samuël beschrijft de geschiedenis van de uitverkiezing en zalving van koning Saul en David vanuit het gezichtspunt van de profeet Samuël. Het is de tijd van de oprichting van het Koninkrijk Israël, waarbij het volk m.n. met veel vijandigheid van de zijde van de Filistijnen te maken kreeg (‹o.a. Goliath›).
Het boek Koningen beschrijft de geschiedenissen van het Koninkrijk, de tweedeling van het rijk in het noordelijke tienstammen Rijk en het zuidelijk tweestammenrijk met Juda en Benjamin, tot op de Assyrische ballingschap van het noordelijke tienstammen Rijk en de Babylonische ballingschap van Juda.
DE VROEGE PROFETEN
JOZUA
INLEIDING
Het boek Jozua beschrijft de strijd om en verovering van het land Kanaän onder leiding van Jozua de zoon van Nun, de opvolger van Mozes (‹Jozua 1-12›), en de verdeling van het land onder de 12 stammen (‹Jozua 12-24›).
De sleutelteksten van het boek zijn:
• |
Jozua 11:23, waarin de inhoud van het boek als het ware wordt samengevat: “Jozua nam heel dat land in, overeenkomstig alles wat de HEERE tot Mozes gesproken had en Jozua gaf het aan Israël als erfdeel in overeenstemming met de afdelingen van hun stammen. Daarop had het land rust van de strijd. .” |
• |
Jozua 21:45. In deze verzen ligt de nadruk op Gods trouw aan zijn beloften. “Niet één woord van alle goede woorden die de HEERE tot het huis van Israël gesproken had, verviel. Alles kwam uit. ” |
Het boek is genoemd naar Jozua, de aanvoerder en leider van het volk Israël. De betekenis van de naam ‘Jozua’ is יְהוֹשֻׁעַ, ‘wiens redding (is) van de HEERE is’ of ‘de HEERE ( is mijn) redding’. Het is eigenlijk dezelfde naam als ‘Jezus’, maar traditioneel heeft men de beide namen in het Nederlands steeds onderscheiden, waarschijnlijk om verwarring te voorkomen.
Jozua, de zoon van Nun, is een schaduwbeeld van Jezus Christus, want zoals Jozua het volk in het aardse beloofde land leidde, zo zal Jezus Christus zijn volk, de Gemeente, binnenleiden in het hemelse vaderland. Jozua was voortdurend trouw aan de zijde van Mozes geweest, bij de strijd tegen Amalek (‹Ex. 17:8-16›), bij Mozes’ klimtochten op de berg Sinaï om God te ontmoeten (‹Ex. 24:13; 32:17›)‚ en hij was ook steeds in de Tent van de samenkomst geweest die buiten de legerplaats stond bij de berg Sinaï (‹Ex. 33:11›). Jozua was uit de stam Efraïm, de zoon van Jozef. Hij was één van de 12 verkenners van het land (‹Num. 13:8, 16›), en alleen Kaleb en Jozua bleven God trouw toen de meeste verkenners ervoor terugdeinsden om het land in te nemen (‹Num. 13:25-33 en Num. 14:1-4, 36-38›).
De uittocht uit Egypte rond 1533 v. Chr en de intocht in het beloofde land rond 1495 v. Chr.
Mozes overleed op 120-jarige leeftijd en werd door de HEERE zelf begraven in een dal in het land Moab (‹Dt. 34:6›). Mozes had 40 jaar aan het Egyptische hof geleefd, daarop was hij 40 jaar in het land Midian en vervolgens leidde hij met Gods hulp het volk uit Egypte en reisde met hen 40 jaar door de woestijn (‹zie Hd. 7:23, 30›).
Volgens Flavius Josephus was Jozua 85 jaar toen hij Mozes opvolgde. Ongeveer 6 jaar zou de verovering van het land geduurd hebben en de rest van zijn leven, zo’n 25 jaar, woonde en leidde hij de 12 stammen in het land Hij stierf toen hij 110 jaar oud was en werd begraven in Timnath-Serah in Efraïm (‹Jozua 24:29, 30›).
Jozua had de Vijf Wetboeken, een compacte Bijbel, die door Mozes was opgesteld. Er staat in Jozua 1:8 ...
“Laat de boekrol van deze Wet niet uit je mond wijken,
maar overdenk die dag en nacht,
opdat jij je daadwerkelijk zult houden
aan alles wat daarin geschreven staat,
want dán zul jij je weg voorspoedig maken,
en dán zul jij verstandig handelen.”
Het is zeer aannemelijk dat Jozua de Vijf Boeken uit zijn hoofd kende. Als je er dag en nacht mee bezig bent, dan gaat het hard. Met dit Wetboek begint het geschreven Woord heel erg belangrijk te worden.Tot nu toe waren het mannen als Adam, Enos, Noach, Sem en de voorvaderen Abraham, Izak en Jakob en de stamvaders die aan het volk leiding gaven en een groot leider als Mozes met Aäron en later Jozua aan zijn zijde die Gods woorden en beloften doorgaven. Er waren natuurlijk we geschreven documenten op klei en later op papyrus of leren huiden, maar nu begon alles meer vaste vorm te krijgen en waren de Vijf Boeken door Mozes samengebracht tot één Onderwijzing, één Thora voor heel het volk. Het volk moet nu leren luisteren naar de woorden van dat Boek.
Indeling en inhoud
We kunnen in grote lijnen het boek in vier gedeelten verdelen:
1. Het binnentrekken in het beloofde land
Joz. 1 |
God beveelt Jozua Israël naar Kanaän te geleiden. Jozua geeft bevel tot de overtocht. |
Joz. 2 |
De twaalf verspieders van het land Kanaän en Jericho, de Palmstad. Rachab ontvangt de verspieders. |
Joz. 3 |
Doortocht door de Jordaan |
Joz. 4 |
De twaalf gedenkstenen opgericht middenin de Jordaan en de oprichting van de stenen in Gilgal. |
Joz. 5 |
Vrees bij de volken. De besnijdenis in Gilgal, want onbesneden moest het volk zijn sinds God verbond met Abraham (‹Gen. 17:23-27›). Voor de uittocht waren allen van het mannelijk geslacht besneden (‹Ex. 12:48-51›). De generatie die uitgetrokken was, was echter gestorven in de 40 jaar rondtrekken in de woestijn (‹Joz. 5:4). De nieuwe generatie was kennelijk niet besneden (‹Joz. 5:2›) en daarom moest dat nu gebeuren, de tweede keer. Daarop volgde de viering van het Feest van het Voorbijgaansoffer. Daarna houdt het ‘manna’ op, na 40 jaar. |
|
De verschijning van de Engel van de HEERE met uitgetrokken zwaard, dat is God Zelf, aan Jozua - zie Joz. 5:13-16. In Joz. 6:2 zegt de Engel van de HEERE: “Zie, Ik heb je Jericho met haar koning, de strijdbare helden, in handen gegeven.” |
2. De verovering van het beloofde land
Zeven keer loopt het volk om Jericho heen met de ramshoorns en de ark in een stille lange optocht en bij de 7e keer blazen zij op de horens en valt de stad!
Een schilderij van Jacques Tissot (1836-1902), gemaakt in de jaren vlak voor zijn dood. (Public Domain)
In Joz. 6:2 zegt de Engel van de HEERE tegen Jozua:
“Zie, Ik heb je Jericho met haar koning, de strijdbare helden, in handen gegeven.”
Joz. 6 |
Verovering en verwoesting van Jericho. Rachab, een gevallen vrouw, helpt de verspieders. Bij de inname van de stad zal zij met haar familie gered worden en door Gods genade, trouwen met Salmon, die bij haar Boaz als zoon verwekt. Boaz zou Ruth trouwen en uit hun nakomelingen zou David voortkomen en uit Davids nakomelingen volgens de menselijke lijn van afstamming: Jezus Christus, de Zoon van God (zie Mt. 1:1-17›) De bijzondere verovering van Jericho door God is een profetisch schaduwbeeld van de val van de grote stad Babylon in het boek Openbaring. Zes keer trekt het volk in stilte om de stad Jericho heen, maar op de zevende dag trekt men zeven keer om de stad heen en vervolgens blaast elk van de zeven priesters luid op zijn ramshoorn, waarop de stadsmuren zullen instorten (Jericho had, zo is gebleken uit opgravingen, een dubbele muur, met hier en daar huizen op de muur) en zal men de stad kunnen binnenvallen. Het zeven keer omtrekken en zeven keer blazen op de ramshoorn vinden wij ook in Openbaring waar we zeven engelen zien in Op. 8:6. De eerste blaast in Op. 8:7 en de zevende blaast in Op. 11:15 als de aankondiging dat het Koningschap over de wereld toegevallen is aan de HEERE en aan zijn Gezalfde! Daarop zal Babylon instorten (‹zie Openbaring 18›) Meer over dit profetische onderwerp is te vinden in de Inleiding bij het boek Openbaring. Jericho wordt ten slotte vervloekt (‹Joz. 6:26›). |
Joz. 7 |
Israël door Ai geslagen vanwege Achans misdaad en straf. Het is belangrijk te beseffen dat de straf aan Achan werd voltrokken in het dal van Achor (‹Joz. 7:26›). Daar sprak God - om zo te zeggen - tot het hart van zijn ondertrouwde Bruid, Israël, die Hij had uitgeleid uit de slavernij en het beloofde land had binnengeleid. De door God gevolgde procedure om de dader te vinden is zeer precies en doeltreffend. In Hosea 2:16, 17 lezen wij dat God zo tot zijn volk spreekt: “Daarom, zie, Ik zal haar lokken en haar de woestijn in leiden, en daar zal Ik tot haar hart spreken. Daarvandaan zal Ik haar haar wijngaarden geven en het dal van Achor tot een deur van hoop. Daar zal zij zingen als in de dagen van haar jeugd, als op de dag dat zij optrok uit het land Egypte.” Nadat de misdaad van Achan is bestraft, is het volk gereinigd van deze zonde en is het weer een gechikt instrument in Gods hand om nu de stad Ai in te nemen. |
Joz. 8 |
Inneming en verwoesting van Ai. Een altaar wordt opgericht op de berg Ebal (‹Joz. 8:30›) |
Joz. 9 |
De list der Gibeonieten. Jozua en de oudsten laten na de HEERE raad te vragen. De Gibeonieten worden knechten voor het Huis van de HEERE, mom water te putten en hout te hakken. |
Joz. 10 |
Slag bij Gibeon. |
Jozua beveelt de zon om stil te staan in Ajalon (‹ Jozua 10:12›) - Een schilderij van Joseph Marie Vien, ca. 1744 (Public Domain)
Adoni-Zedek, de koning van de Jebusietische stad Jeruzalem, brengt vijf Amoritische koningen bijeen om te strijden tegen de Gibeonieten die zich aan Jozua onderworpen hebben: Hoham de koning van Hebron, Piream de koning van Jarmuth, Jafia de koning van Lachis en Debir de koning van Eglon. De Gibeonieten meldden dit aan Jozua en vragen zijn hulp.
De vijf koningen trekken op en Jozua gaat de strijd met hen aan. God geeft hem en zijn leger de overwinning door:
- hen uitzonderlijk uithoudingsvermogen te geven als zij ten strijde optrekken van Gilgal naar Gibeon (‹Jozua 10:9›)
- door zware hagelstenen over de vijandelijke legers uit te storten (‹Jozua 10:11›)
- doordat de zon op bevel van Jozua stilstond (‹Jozua 10:12, 13›)
De vijf koningen worden gedood. Daarna neemt Jozua de volgende steden in: Makkeda, Libna, Lachis, Gezer, Eglon, Herbon, Debir. Zo staat het eindresultaat in Jozua in Jozua 10:42:
“Jozua nam in één keer al deze koningen met hun land in,
want de HEERE, de GOD van Israël, streed voor Israël.”
Zo veroverde Jozua heel het zuiden van Kanaän!
Joz. 11 |
Overwinning in het Noorden. |
Joz. 12 |
De overwonnen koningen |
3. De verdeling van het beloofde land onder de stammen (Jozua 13-22)
Tweeënhalve stam, namelijk stammen Ruben en Gad en de halve stam Manasse trekken na de verovering van Kanaän naar het gebied ten oosten van de Jordaan. Let op de speciale toewijzing van land aan Kaleb (‹Jozua 14:6-14:15) Ook Jozua zelf mocht een erfenis kiezen (‹Jozua 19:50›).
3.b. De verdeling van Kanaän onder de twaalf stammen van Israël.
Joz. 13 Nog te veroveren land. Erfdeel der stammen
Joz. 14 Het erfdeel van Kaleb.
Joz. 15 Het erfdeel van Juda. Kaleb. Achsa's erfdeel. De steden van Juda.
Joz. 16 Het erfdeel van Efraïm
Joz. 17 Het erfdeel van Manasse
Joz. 18 Verdeling van het onverdeelde land. Het erfdeel van Benjamin.
Joz. 19 De erfdelen van Simeon, Zebulon, Issaschar, Aser, Nafthali en Dan. Erfdeel van Jozua.
Joz. 20 De zes vrijsteden
Joz. 21 De steden der Levieten
Joz. 22 Jozua ontslaat de twee en een halve stammen
4. Afscheid van Jozua de leider
Joz. 23 Jozua’s laatste toespraak. Hij vermaant het volk om de Wet te blijven onderhouden
Joz. 24 Jozua vernieuwt het verbond met Israël te Sichem. Jozua’s dood.de hogepriester Eleazar.
Nergens in het boek wordt expliciet vermeld wie de schrijver van het boek Jozua was. In de Talmoed werd ervan uitgegaan dat Jozua de schrijver was. Ook enkele latere rabbi's gingen hiervan uit, hoewel ze vaststelden dat sommigen teksten aan een latere hand moesten worden toegeschreven. Op basis van de steeds voorkomende uitdrukking: “tot op deze dag”, meende de Joodse geleerde Abravanel dat Samuël de auteur moest zijn. Nader onderzoek wijst uit dat het boek Jozua waarschijnlijk geschreven is na de dood van Jozua en Eleazar en voor de tijd van koning Saul, dus in de richterentijd. Maar sommige tekstgedeelten doen vermoeden dat ze stammen uit de tijd van Jozua, misschien heeft men later gebruik gemaakt van vroegere bronnen, en zo een geheel gemaakt van het boek Jozua.
Opgravingen
Aanvankelijk richtte bijbelcritici zich tegen tal van geschiedenisfeiten uit het boek Jozua, waarmee zij de betrouwbaarheid van het boek in hoge mate in twijfel trokken, maar opgravingen hebben de betrouwbaarheid van de Bijbel en van het boek Jozua onderstreept tegenover deze critici. Vooral de opgravingen rondom Jericho bevestigen de historiciteit van het boek in hoge mate. Onderzoek wijst uit dat tal van beschrijvingen zeer nauwkeurig aansluiten bij de jongste bodemvondsten.
Halley vermeldt ook onderzoeken van John Garstang, die ook veel onderzoekswerk in de ruïnes van Jericho heeft gedaan (1929-1936). Verder noemt hij ook F.W. Albright. Er zijn tal van vondsten die - zouden wij zeggen - de historiciteit van de in Jozua beschreven gebeurtenissen onomstotelijk aantonen.
–––––––––––––
Bronnen: |
christipedia.nl |
|
H. Henry Halley: Bible Handbook, 24e editie, 1965 |
|
C.F. Keil & F. Delitzsch: Biblical Commentary of the Old Testament, 1951 |
|
|
Bewerking: |
redactie EBV - 1 juni 2023 |