Overige brieven

2 Johannes

De inleidingen tot de Bijbelboeken zijn bedoeld als ondersteuning voor de bestudering van de Bijbelboeken, maar het verdient alle aanbeveling om eerst ieder Bijbelboek zelf een aantal keren aandachtig te lezen, opdat al lezend een beeld van het boek, van de achtergrond ervan, van zijn inhoud, opbouw en van zijn onderwerpen ontstaat. De aandacht voor de tekst van het Woord van God zelf dient altijd voorop te blijven staan vanwege het hoogste gezag dat dit Woord in alle opzichten vertegenwoordigt. 


Inleiding 

De tweede brief van Johannes is net als de derde brief een korte, persoonlijke brief van de apostel Johannes. Het zijn persoonlijk notities aan gelovigen, die hij spoedig zelf hoopte te bezoeken. Hij schreef ook andere persoonlijke brieven (zie 1 Jh. 2:14 en 3 Jh. 1:9), mogelijk zelfs vele. Zulke korte en persoonlijke brieven als deze maakten minder kans om in de gemeenten voorgelezen te worden dan de meer uitvoerige brieven aan de gemeenten, en daardoor waren ze ook minder bekend. Deze twee kleine brieven (2 Jh. en 3 Jh.) en de 2e Petrusbrief en de brief van Judas waren, net als het veel grotere boek Openbaring, aanvankelijk geen onderdeel van de Peshitta. Zij zijn er niettemin toch op wonderlijke wijze in terecht gekomen  (zie het artikel: ‘Grieks of Aramees?’ bij de inleidende artikelen tot de EBV). 

De brief is waarschijnlijk ergens tussen 65-90 n. Chr. geschreven, mogelijk vanuit Efeze, maar het kan ook zijn dat dit voor het jaar 70 n. Chr. was in de dagen van keizer Nero (zie de Inleiding bij het boek Openbaring).

De brief begint met de aanheft ‘de oudste’. Dit is een bijzondere aanhef als wij bedenken dat waarschijnlijk alle apostelen van de Here Jezus Christus al om het leven gekomen en gestorven zijn. Alleen Johannes, de trouwe discipel en vriend van Jezus was nog over! Wat een prachtige aanhef is dit dan!

De uitverkoren vrouw en haar kinderen, waar de oudste zich tot richt, kunnen zowel echte personen zijn geweest die een huisgemeente vormden, als dat het een beeldspraak kan zijn voor een christelijke gemeente die dan als een vrouw wordt aangesproken. Haar uitverkoren zuster en haar kinderen kunnen dus een andere huisgemeente zijn.   

Dat deze brief van Johannes afkomstig is, blijkt ook daaruit dat acht van de dertien verzen ook in de eerste brief teruggevonden worden. De tweede brief ademt dezelfde geest uit. als de eerste en bevat soortgelijke waarschuwingen.  

De boodschap van de brief legt de nadruk op de liefde en het blijven in de leer van Christus. Hij waarschuwt tegen dwaalleraren die geleid door de antichristelijke geest, loochenen dat de Heer Jezus in het vlees gekomen is. 

De Heer Jezus is én God én mens. In de tijd van Johannes waren leraars die het vleselijk lichaam als slecht beoordeelden en alleen waarde hechten aan de geest (gnostici). Zij ontkenden dat de Zoon van God vlees was geworden, in het vlees gekomen was. De Heer Jezus is echter volkomen mens geworden, naar vlees, ziel en lichaam. Het is duidelijk dat Johannes de gemeente wilde waarschuwen om de dwaalleraren niet toe te laten (vs. 10), omdat de gevolgen vaak onherstelbaar waren, en omdat hij wist dat zij rondgingen. 

Kennelijk was de benadrukking van het wandelen in liefde in combinatie met het niet toelaten van ongewenste dwaalleraren voor Johannes geen tegenstelling zoals velen zouden menen. 

Bronnen:

christipedia.nl


H.H. Halley: Bible Handbook, 24e editie, 1965



Bewerking: 

redactie EBV - 1 januari 2025