het Eerste Boek van Mozes

GENESIS

De inleidingen tot de Bijbelboeken zijn bedoeld als ondersteuning voor de bestudering van de Bijbelboeken, maar het verdient alle aanbeveling om eerst ieder Bijbelboek zelf een aantal keren aandachtig te lezen, opdat al lezend een beeld van het boek, van de achtergrond ervan, van zijn inhoud, opbouw en van zijn onderwerpen ontstaat. De aandacht voor de tekst van het Woord van God zelf dient altijd voorop te blijven staan vanwege het hoogste gezag dat dit Woord in alle opzichten vertegenwoordigt. 


INLEIDING

Het boek Genesis is het eerste van de boeken van Mozes, die samen ‘de Thora’ worden genoemd, wat betekent ‘Onderwijzing’, vaak ook aangeduid met ‘Wet’. De aanduiding: ‘de Wet en de Profeten’ betrekking heeft op alle boeken van het Oude Testament, dat is het Oude Verbond.


DE SCHEPPING IN ZES DAGEN en de RUST OP DE ZEVENDE DAG - GENESIS 1-2

Het boek Genesis (= ‘wording’ of ‘ontstaan’), - de Hebreeuwse naam van het boek is ‘Bereshit’, d.w.z. ‘in het begin’ naar de eerste woorden van het boek - , is het goddelijk verslag van Gods schepping van de hemelen (met inbegrip van het heelal) en de aarde, en van zijn bedoelingen daarmee. Daarin is de schepping van de stoffelijke wereld, de planten en de dieren vastgelegd en uiteindelijk die van de mens, overeenkomstig de wil en het verlangen van God om de mens te scheppen als een wezen dat in volmaakte gemeenschap met Hem zou leven. Daartoe maakte God de mens, als enig geschapen wezen naar Zijn eigen beeld op de zesde scheppingsdag en op de zevende dag voltooide God zijn scheppingswerk en rustte Hij van al zijn scheppingswerk:  de goddelijke rust trad in!

Eén van de wezenskenmerken van de schepping is dus de Goddelijke instelling van de week in als de ordening van heel het aards gebeuren, een ordening die tot op de dag van vandaag vrijwel onveranderlijk het leven van de mensen kenmerkt en dat wereldwijd. Maar ook in een diepere en meer verborgen zin zijn de 7 dagen een wezenskenmerk van het aards gebeuren als wij tot ons laten doordringen dat er in Psalm staat dat duizend jaar zijn als één dag! 

Wie de bijbelse gegevens goed bestudeert, zal bemerken dat er aan begin 20e eeuw 6 dagen van 1000 jaar gepasseerd zijn in de geschiedenis van de mensheid vanaf Adam tot aan het begin van de 20e eeuw. De zevende dag van 1000 jaar staat voor de deur. Dat zal een heel speciale dag worden: een RUSTdag, een SABBAT van 1000 jaar.


DE ZONDEVAL en DE BELOFTE VAN HERSTEL - GENESIS 3

De zondeval van de mensheid leidde tot het verlies van de door God beoogde relatie met de mens. Dit was het gevolg van het rechtvaardige oordeel van God. Onmiddellijk zien wij dat God de geweldige belofte van verlossing en herstel aan Adam en Eva geeft, de belofte van het zgn. zaad van de vrouw (Gen. 3). De uitdrukking ‘het zaad van de vrouw’ wijst heen naar de zoon van de belofte, die een ommekeer in de gevallen toestand van de mens zou brengen en doelt ten diepste op de komst van Jezus Christus, de Zoon van God, die ook de Mensenzoon is geboren uit de vrouw, uit de maagd Maria. De ernst van zondeval leidt allereerst tot gescheidenheid van God, de sterfelijkheid, de schaamte en de ziekte. Al vlug volgt ook de eerste moord door Kaïn die zijn broer Abel vermoordt in een vlaag van boosheid en jaloezie. 


DE NOODZAAK VAN EEN  BLOEDOFFER - GENESIS 3-4

Op twee manieren zien wij dat God een bloedoffer instelt namelijk door:

(1) 

Adam en Eva te bekleden met dierenvellen, want hoe zou dat kunnen gebeuren zonder offer.


Het eerste offerdier dat geslacht werd, daarvan diende de huid tot bekleding voor de zondige mens 


(Gen. 3:21, vergelijk met Gen. 2:25).

(2) 

het offer van een schaap van Abel te aanvaarden (Gen. 4:4)

Het bloedoffer bepaalt de mens erbij dat verzoening met God mogelijk is door een bloedoffer, het offer van een levende ziel. Er is dus een belofte van herstel en er is een aanwijzing hoe die belofte vervuld zal worden.

ebv-genesis-ark-domenico-morelli.jpg

 Het dankgebed van Noach naar een schilderij van Dominique Morelli  -  (Illustratie Public Domain) 

DE ZONDVLOED - NOACH, DE RECHTVAARDIGE en DE ARK, DE VERZOENING VAN ÉÉN MAN - GENESIS 6-10

De beloofde zoon is ‘de rode draad’ door heel de Bijbel heen, en zeker ook door Genesis heen. Allereerst zien wij dat niet Abel (hij wordt immers vermoord), en ook Kaïn niet (hij is immers een moordenaar) de beloofde zoon is, en verder zien wij dat de degeneratie en het afdwalen van de mens van de kennis van God van kwaad tot erger leidt en uitmondt in het tweede rechtvaardige oordeel van God over de mensheid in de zondvloed waaruit alleen Noach door God wordt gered, want God beschouwt hem als rechtvaardig en redt hem met zijn drie zonen en elk met de bij hem horende vrouw. Het ‘pek’ dat op de Ark wordt gesmeerd, sluit de Ark hermetisch af voor alle wateren die een beeld zijn van de volkerenzee, de mensenmassa die in verlorenheid buiten de  Ark verkeert. Geen druppeltje water kon echter in de ark doordringen en zo ontkwam Noach met de zijnen aan de geweldige wateren van de vloed.

Het Hebreeuwse woord in Gen. 6:14 dat met ‘pek’ is vertaald, heeft taalkundig gezien een zeer nauwe relatie met het Hebreeuwse woord voor ‘verzoening', maar ook met het Hebreeuwse woord voor ‘verzoendeksel’ dat op de Kist (ook vaak ‘ark’ genoemd’ naar het Latijnse ‘arca') lag. Ook het Hebreeuwse woord voor ‘cipressenhout’ in hetzelfde vers (vaak ook vertaald als ‘goferhout’), is qua klank nauw verwant aan het Hebreeuwse woord ‘pek’. Zo is de Ark een beeld van de redding van een man die door ‘verzoening’ beschermd werd voor het ondergaan met de wereld en zo het hoofd boven water kon houden en gered werd met de zijnen.

De redding van Noach en de zijnen had een voorgeschiedenis. In Gen. 4:26 lezen wij dat men in de dagen van Seth en Enos de Naam van de HEERE begon aan te roepen, d.w.z. dat men ging bidden tot de HEERE GOD die alles had geschapen, JaHWeH (zie Gen. 2:4, 5, 7 enz.), en Noach en de zijnen werden gered als gevolg van dat roepen tot God, wat niets anders was dan tot Hem bidden om de verlossing die Hij zelf beloofd had aan Adam en Eva. Dat was niet een gebed dat voortkwam uit hun goede geweten, want zij waren allemaal met zonde behept en dus in hun geweten aangetast, maar zij deden een beroep op de belofte van God en op Hem die in de belofte beloofd was nl. Jezus Christus, het zaad van de vrouw (zie ook 1 Pt. 3:21, 22). Dit was een bijzonder groot geheimenis dat God door de eeuwen bewaard heeft tot de tijd dat het geheimenis geopenbaard zou worden in Jezus Christus (1 Kor. 2:6-9 en 1 Tm. 3:16). Dat staat er niet allemaal uitgeschreven, maar iedereen wist van die belofte. Adam en Eva leefden nog en hadden ongetwijfeld over alles wat er gebeurd was met hun kinderen gesproken. Het Goede Nieuws, het Evangelie werd toen in zekere zin al verkondigd.

ebvs-genesistabellengen5en11.png

ebv-genesis5-vanadamtotnoach.png

Van Adam tot Noach -  (Illustratie Public Domain) 

DE VOLKEREN en DE BOUW VAN DE TOREN VAN BABEL - DE SPRAAKVERWARRING - GENESIS 11:1-9

Na de vloed volgt de uitbreiding van het menselijk geslacht en vormden zich de volken door de nakomelingen van Sem, Cham en Jafeth (Gen. 10), maar de aarde was nog één van taal en spraak. Men bleef in het land Sinear wonen in afwijking van het gebod van God in Gen. 1:28 om zich over de aarde te verspreiden. In hoogmoed besloot men zelfs een toren tot aan de hemel bouwen. Hierop volgde het derde rechtvaardige oordeel van God, nl. de spraakverwarring tijdens de torenbouw die de menselijke hoogmoed en plannen de kop indrukte. De spraakverwarring leidde tot de afscheiding van de volken van elkaar en hun verspreiding over de aarde. 


genealogicaltreenations-nl-01.jpg

(Illustratie Public Domain) 

tablenations-nl-01.jpg


(Illustratie Public Domain) 

DE ROEPING VAN ABRAHAM - de VADER van een MENIGTE VOLKEN naar de BELOFTE

 GENESIS 11:10-25:11


Uit de volken riep God opnieuw een man: Abraham. Hij woonde in het land Ur van de Chaldeeën (het tegenwoordige Irak) en werd door God geroepen om uit dat land weg te gaan naar een land dat God hem wijzen zou (Gen. 12). Hij en zijn vrouw Sara kregen geen kinderen, hoewel dat natuurlijk wel nodig was, zouden zij ooit een groot volk worden zoals God hen beloofd had (Gen. 12), ja, Hij had hem zelfs gesteld tot een vader van een menigte van volken. Ten einde raad zochten Abraham en Sara een eigen oplossing om de belofte in vervulling te doen gaan: Hagar, de slavin van Sara werd zwanger van Ismaël, de zoon van Abraham. Abraham en alle zonen van Abraham en alle mannen die deel uitmaakten van zijn huishouden werden vervolgens besneden. Ismaël was toen 13 jaar en Abraham 99 jaar. Maar omdat Ismaël niet de beloofde zoon was moest Abraham Ismaël met zijn moeder Hagar wegsturen. 


abrahamsjourney-nl-01.jpg

(Illustratie Public Domain) 

IZAK - HET BEELD VAN GODS ZOON, VAN EEN LAM en VAN EEN BRUIDEGOM - GENESIS 21-25

Toen  Sara en Abraham niet meer vruchtbaar waren, kwam God op bezoek bij de 99-jarige Abraham en beloofde dat Sara het jaar daarop zwanger zou worden. Daarna kwamen zij in geloof bij elkaar en Sara werd zwanger van Izak. Het werd een zeer bijzondere geboorte die alle ‘gewone’ menselijke geboorten te boven ging, want Abraham en Sara waren menselijk gezien niet meer in staat kinderen te krijgen, maar God gaf op wonderbaarlijke wijze toch nog een zoon. Zo kon Izak bijna beschouwd worden als Gods zoon, al werd hij wel uit de gemeenschap van man en vrouw geboren. 

Abraham was 100 jaar,  toen Izak geboren werd, en deze op de achtste dag na zijn geboorte besneden werd. Hij was de eerste die op die leeftijd werd besneden. Het had er alles van dat hij de zoon van de belofte was, maar God vroeg Abraham zijn enige zoon Izak, de zoon van Gods belofte aan Hem ten offer te brengen op een berg in het land Moria, het gebied waar nu Jeruzalem ligt. Toen Abraham het mes hief om zijn zoon te slachten, riep God hem toe! Het was genoeg, Abraham was volkomen gehoorzaam geweest aan God. Uit het struikgewas kwam een ram, een bokje, tevoorschijn dat Abraham aan God mocht offeren, want Abraham had onderweg tegen Izak gezegd: God zelf zal in een offer voorzien (Gen. 22:8). Zo werd Izak het beeld van een Lam dat geslacht zou worden.

Veel later ging de voornaamste knecht van Abraham in opdracht van Izaks vader Abraham op reis om voor zijn zoon een passende bruid te zoeken onder zijn verwanten (Gen. 24). De knecht (waarschijnlijk was dit Eliëzer, de naam betekent: ‘die God als helper heeft’ - Gen. 15:2) ging op reis naar Mesopotamië, naar de stad van Abrahams broer Nahor en vond daar Rebekka, de kleindochter van Abrahams broer Nahor, de dochter van Bethuël, de zoon van Nahor. Zo werd deze knecht van Abraham het beeld van een knecht die voor de zoon van zijn heer een bruid verwierf en Rebekka ging op reis naar het land van haar toekomstige man en zij sluierde zich bij aankomst ten teken dat zij aan haar bruidegom verbonden was met een prijs. 

Izak was ‘bijna de zoon van God’, die ‘bijna als lam geslacht werd’ en op huwbare leeftijd tot bruidegom werd van een bruid die hij uit een ver land ontving door het werk van de oudste knecht uit het huis van zijn vader daartoe hij uitgezonden had en die in dat verre land ook de bruidsprijs voor deze bruid betaalde. Ook stond Izak als de eerste generatie van vader Abraham wonderlijk in tussen Abraham en Jakob, tussen de vader en een volk van 12 zonen, 12 stammen dat uit hem voortkwam. 


JAKOB - DE KNECHT en VADER van het VOLK ISRAEL - GENESIS 25:19 - GENESIS 35

Izak kreeg een tweeling als zoon. Tussen Ezau (de eerstgeborene) en Jakob (de andere tweeling), de beide tweelingzonen van Izak, zou een voortdurende strijd ontstaan. Ezau zou later Edom heetten, want Edom betekent ‘roodachtig’ of ‘rossig’ en Ezau had rossig haar. Aangezet door zijn moeder, slaagde Jakob erin om zijn onverschillige broer  Ezau het eerstgeboorterecht op de erfenis van zijn vader op gemene wijze afhandig te maken. Toen Izak op hoge leeftijd gekomen was en bijna blind was, bedroog Jakob zijn vader Izak en liet zich door hem zegenen als eerstgeborene, terwijl Ezau er niets van wist. Dat was het begin van een voortdurende strijd tussen beiden en Jakob moest vluchten naar het land Aram waar de familie van zijn moeder Rebekka woonde. 

Jakob, die door het bedrog van zijn oom met twee vrouwen in het huwelijk verbonden werd, werd de vader van twaalf zonen, die zouden uitgroeien tot de 12 stammen van Israël. Was dat nu het grote volk dat God aan Abraham beloofd had en waaruit de aan Eva beloofde Redder-Zoon zou voortkomen? Had niet Jakob, de vader van dit volk zelf ook allerlei bedrog gepleegd. Jakob werd door God streng getuchtigd tijdens zijn leven in Aram, maar als hij uiteindelijk rijk gezegend terugkeert naar zijn vaderland, het land van de Hebreeën, dan komt hij tot volkomen overgave aan God als hij in vroege, nog donkere ochtenduren met God strijd bij de rivier de Jabbok en door God Israël wordt genoemd, d.w.z. ‘God strijdt voor hem’ of ‘hij strijdt met God’. 

Jakobs geliefde vrouw Rachel baart hem twee kostbare zonen: Jozef en Benjamin (zoon van mijn rechterhand). Rachel had hem ‘zoon van mijn smart’ genoemd. Rachel sterft in de velden van Bethlehem, terwijl zij haar zoon van smart baart die voor haar man Jakob, Israël, tot de zoon van zijn rechterhand zou worden. Later zou ook Maria hier in deze streek haar zoon Jezus baren, die maar net aan de op bevel van Herodus ingestelde moordpartij op de kinderen van minder dan twee jaar, zou ontsnappen door de vlucht naar Egypte (zie de noot bij Micha 7:14).  Zo zou ook Jakob naar Egypte moeten uitwijken, door de hongersnood, maar ten diepste om zijn zoon Benjamin, ook al had zijn zoon Juda de plaats ingenomen van Benjamin en zich voor hem garant gesteld. Later zou uit Juda ook de Messias, de Gezalfde, Jezus Christus geboren worden. 


JOZEF - DE DROMER-KNECHT DIE KONING WERD - GENESIS 37-50

Jozef was ouder dan Benjamin en was de lieveling van zijn vader Jakob, wat zijn broers  hem niet in dank afnamen, vooral niet omdat hij zulke dromen had, waarin het wel leek of hij  zichzelf boven zijn broers stelde. Zij verkochten deze geliefde zoon als een slaaf aan Ismaëlietische kooplieden die hem weer verkochten in Egypte aan Potifar, de leider van de lijfwacht van Farao. Jozef won het vertrouwen van deze man door zijn betrouwbare dienst en Potifar stelde Jozef over heel zijn huis. Door een gemene streek van Potifars vrouw viel Jozef echter in ongenade en kwam in de gevangenis terecht, waar door zijn uitleg van dromen diepe indruk maakte, maar het werd niet bekend bij Farao. Pas toen Farao zelf twee dromen kreeg die niemand kon uitleggen, werd Jozef uit de gevangenis gehaald en bleek hij in staat om met Gods hulp de dromen te verklaren en werd hij door Farao over heel Egypte als vorst aangesteld. 

Door Jozefs wijze regering kon hij gedurende zeven jaren van wereldwijde hongersnood niet alleen Egypte, maar ook alle volken redden van een enorme hongersnood over heel de aarde en werd eigenlijk heel de aarde eigendom van Farao. Alle volken moesten voor hem buigen, ook het kleine volkje Israël dat naar hem toekwam, zijn broers die hem verkocht hadden, ook zij zouden voor hem buigen. Jozef maakte zich uiteindelijk aan hen bekend als hun broer, want zij hadden het niet door.  Zij werden erg bang, maar Jozef bewees hun liefde en trouw, in het bijzonder om hun broer Benjamin op wie hij erg gesteld was en tenslotte kwamen allen met inbegrip van vader Jakob in het land Gosen in Egypte wonen, wat niet het land van de belofte was, want dat was het land van de Hebreeën, van de Hebreeër Abraham, waar zij tot die tijd alleen als vreemdelingen verbleven hadden. 

Jozef was een strenge heerser over alle volken, maar één volk had hij lief, zijn eigen volk, dat hem verraden had. Hij redde hen van de hongersnood, zette hen apart tussen alle volken en gaf hun een speciale behandeling, niet op grond van hun liefde voor hen, maar op grond van het feit dat God hem hiertoe speciaal had geleid en begenadigd, en vanwege zijn liefde voor zijn vader Jakob en zijn broer Benjamin, die als laatste zoon van Jakob in de omgeving van Bethlehem geboren was. 


DE SAMENSTELLING VAN HET BOEK GENESIS

GOD is de SCHRIJVER van heel de Bijbel en Hij heeft bij het schrijven verschillende mensen betrokken zonder dat de bijdragen van die mensen ook maar iets afdoen aan het feit dat Hij de AUTEUR of SCHRIJVER is. Zij zijn door God met hart en ziel erbij betrokken, maar de Heilige Geest had de leiding bij dat alles (2 Pt. 1:20-21). 

Mozes wordt van oudsher als de samensteller en schrijver van de eerste vijf boeken van de bijbel gezien. De eerste vijf boeken worden samen de ‘Thora’ genoemd (vaak ‘Tawrat’ genoemd door Arabisch sprekenden). ‘Thora’ betekent ‘Onderwijzing’. 

Alle gebeurtenissen in het boek Genesis vonden plaats lang voordat Mozes werd geboren, sommige gebeurtenissen minstens 2000 jaar daarvoor. Van waar ontving Mozes deze geschiedenissen? 

De gebeurtenissen van Genesis 1 en 2 kunnen alleen maar door God overgeleverd zijn, want wat zou een mens kunnen zeggen over de schepping, waar hij zelf niet bij was, maar onderdeel van was. De geschiedenis daarvan komt rechtstreeks uit Gods mond en is mogelijk al door Adam op ‘schrift’ vastgelegd in ‘steen’ of ‘klei’. Die gedachte wordt ondersteund door het feit dat bij opgravingen in Ebla (Tell Mardikh, 1964-1968) kleitabletten gevonden werden uit ± 2250 v. Chr., en in Ugarit (Ras Shamra, 1928-1994) werden bibliotheken van kleitabletten in diverse talen gevonden daterend uit 3000 tot 1250 v. Chr. Hiermee werd aangetoond dat de schrijfkunst al ver vóór Abraham gemeengoed was en dat men zo ongeveer alles beschreef wat wij nu ook doen en dat men dat op dit stevige ‘papier’ van klei deed, op de zogenaamde kleitablatten.

Percy J. Wiseman (1888-1948) was betrokken bij het analyseren van teksten van de hiervoor genoemde kleitabletten die in Mesopotamië waren gevonden. Vooral bij de oudste kleitabletten zag hij dat ze aan het einde afgesloten werden met een ‘naschrift’, waarin de naam van de schrijver of de eigenaar van de tablet vermeld stond, vaak de datum van de laatste bewerking en ook vaak de plaats waar de kleitablet was gemaakt. Omdat niet alle documenten op één tablet konden worden geschreven, was het nodig om het verband tussen een serie tabletten aan te geven. Elk tablet was immers ‘los’ van de andere en ze waren niet, zoals boeken, ingebonden. Het verband werd aangegeven door middel van ‘trefwoorden’, die bovenaan een tablet werden geschreven, en soms door herhaling van een laatste frase van een tablet als eerste regel op een vervolgtablet. 

Het viel Percy WIseman op dat in het Bijbelboek Genesis een zelfde structuur valt waar te nemen. Vanaf het begin in Gen. 1 tot en met Gen. 37:2 wordt de tekst  regelmatig onderbroken door de zgn. ‘toledoth’-formules: “Dit zijn de geboortegeschiedenissen van ...”, die de scheiding vormen tussen de ene en de andere kleitablet.

Door deze ontdekking is de gedachte dat Mozes het grootste deel van Genesis op kleitabletten verkreeg, bijzonder aannemelijk geworden, en wij nemen dan ook aan dat Mozes onder Gods leiding in het bezit van deze tabletten met geboortegeschiedenissen kwam. Onder leiding van Gods Geest verzamelde hij deze in een enkel document, het boek Genesis. Zijn rol in dit boek is daarom niet die van schrijver maar die van een geïnspireerde redacteur. De tijd dat hij deze historische archieven samenvoegde moet vóór de tijd van de uittocht uit Egypte zijn geweest, misschien rond 1475 voor Christus. 

Diverse commentatoren merken op dat sommige documenten die Mozes in hand kreeg, al zeer oud waren. Verschillende aanduidingen van plaatsnamen en namen van volken en landstreken waren onbekend voor de Israëlieten in Egypte, die later de woestijn doortrokken. Daarom voegde Mozes soms verklarende aantekeningen toe achter de namen die in Genesis 14 worden genoemd in de geschiedenis van Abraham die de Mesopotamische koningen achtervolgde:

“Bela, dat is Zoar” (vs. 2 en 8)

“Het dal Siddim, dat is de Zoutzee” (vs. 3)

“En-Mispat, dat is Kades” (vs. 7)

“Hoba, dat links van Damaskus ligt” (vs. 15)

“Het dal Schavé, dat is de Koningsvallei” (vs. 17)

Daarom voegde hij waarschijnlijk ook de volgende onderstreepte verklaringen toe:

Gen. 16:14 “De put Lachai-Roï. Zie hij is tussen Kades en Bered.
Gen. 23:2   “Kirjath-Arba, dat is Hebron, in het land Kanaän.”

Gen. 23:19 “het akker van Machpela tegenover Mamre, dat is Hebron, in het land Kanaän.”
Gen. 35:19 “... Efratha, dat is Bethlehem”.

Ook geografische aanduidingen zoals “Zuiderland” en “Oosterland” duiden op een vroeg ontstaan van Genesis. In de tijden van Saul en David en daarna hadden deze gebieden duidelijke namen.

De kleitabletten met de geboortegeschiedenissen werden zo dus een vast onderdeel van het lezen en bestuderen van het boek Genesis. De vraag was alleen of de ‘toledoth’-formule verwijst naar de tekst die erop volgt of naar de tekst die eraan voorafgaat. Tot op heden zijn de meningen sterk verdeeld. Op de bekende website creation.com wordt de mening verdedigd dat de ‘toledoth’-formule behoort bij wat eraan vooraf gaat, zolas P.J. Wiseman zelf ook meende. Op die wijze is het een soort naschrift bij het voorgaande. Maar anderen, zoals Arnold Fruchtenbaum en John Walvoord verdedigen dat de formule betrekking heeft op at volgt, en dus een soort ‘titel’ of ‘aankondiging’ vertegenwoordigd. 

Als zoals Wiseman meent de ‘toledoth’ van Adam door hem geschreven is en de ‘toledoth’-formule een naschrift is, dan zijn dat twee punten die wij moeten onderzoeken:

1. is de ‘toledoth’-formule een naschrift of aankondiging van wat volgt?

2. is de naam die bij de ‘toledoth’-formule hoort de naam van de auteur of de naam van de ‘verwekker’ of ‘voortbrenger’ van wat volgt.

ad. 1. Als het is zoals Arnold Fruchtenbaum meent, dat de ‘toledoth’-formule vooruitwijst naar wat volgt, dan laat hij de kwestie van het auteurschap los, en heeft hij het over de strekking van de betreffende formule. Hij bevestigt dat zelf in zijn boek. 

John Walvoord wijst erop dat de ‘toledoth’-formule, die in 39 verzen in het OT, in één of andere vorm terugkomt, buiten Genesis eigenlijk altijd vooruitwijst, zoals in Num. 1:20, 22, 23, 26 enz. en in Ruth 4:18. Dit is juist, maar dat wil nog niet zeggen dat dat in Genesis ook het geval is. 

Charles Taylor schrijft op creation.com dat een statistische analyse van het gebruik van de woordjes ‘dit’ en ‘deze’ in Genesis erop wijzen dat ze vrijwel steeds betrekking hebben op wat eraan vooraf ging, met als uitzondering de ‘toledoth’ van Ismaël (Gen. 36) en die van Ezau (Gen. 25:12-18). Daarbij zijn de woordjes in de ‘toledoth’-formule zelf niet meegerekend. 

ad. 2 Rinus van Kiel neemt als uitgangspunt dat in de ‘toledoth’-formule de naam van de auteur of schrijver vermeld wordt. Maar hij loopt wel de tekst langs om te zien of de door hem veronderstelde auteur ook werkelijk nog in leven was bij alles wat hij volgens deze opvatting van de ‘toledoth’-formule allemaal opgeschreven zou hebben. Hieronder een overzicht van zijn (ingekorte en licht bewerkte) bevindingen.


Toledoth

Slotformule

Titel van de ‘toledot’

 




1. 

Gen. 1:1- 2:3

EBV: Gen. 2:3

Elders: Gen. 2:4a

De ‘toledoth’ van de hemel en de aarde - deze is afwijkend, omdat daarin geen persoon van bezitter of schrijver wordt genoemd. We mogen aannemen dat dit de onderwijzing van God aan Adam is, welke laatste deze dingen heeft opgeschreven, maar waaraan hij uit eerbied voor zijn Schepper zijn eigen naam niet heeft verbonden, of het moet zijn dat God zelf met zijn vinger de kleitablet voor Adam schreef, zoals Hij ook de Wet voor Mozes opschreef (Ex. 31:18 )

2. 

Gen. 2:4-26

EBV: Gen. 4:26

Elders: Gen. 5:1a

De ‘toledoth’ van Adam - deze eindigt met de zonen van Lamech, de achtste generatie, die kort voor Adams dood leefde.

3. 

Gen. 5:1-6:8

EBV: Gen. 6:8

Elders: Gen. 6:9a

De ‘toledoth’ van Noach - deze eindigt met de geboorte van Noachs zonen. Dan volgt er nog een verslag over de verdorvenheid van de mensheid in zijn tijd. Hij zou het zondvloedverslag hebben kunnen schrijven, maar in de Bijbel is ons alleen het verslag van zijn drie zonen gegeven. Hierin vinden we de eerste genealogie.

4. 

Gen. 6:9-9:29

EBV: Gen. 9:29

Elders: Gen. 10:1a

De ‘toledoth’ van de zonen van Noach: Sem, Cham en Jafeth - zij schrijven het zondvloedverslag en de dood van hun vader. Hoe lang Cham en Jafet nog hebben geleefd, weten we niet, maar Sem overleefde zijn vader 150 jaar. Ook hier is niets vermeld dat de zonen van Noach niet geschreven zouden kunnen hebben.

5. 

Gen. 10:1-11:9

EBV: Gen. 11:9

Elders: Gen. 11:10a

De ‘toledoth’ van Sem - hierin beschrijft hij over het ontstaan en de stamvorming van de 5e generatie na hem. Hij maakte tenminste de geboorte van de laatstgenoemde generatie, de zonen van Joktan, nog mee. Ook vermeldt hij de torenbouw in Babel en de daarop volgende spraakverwarring en verstrooiing, die nog tijdens zijn leven plaatsvonden.  Sem was nog in leven toen Peleg, die verwekt door de 34-jarige Heber, geboren werd (Gen. 11:16). Sem was toen 499 jaar oud. Sem overleed nl. op 600-jarige leeftijd, toen Peleg 101 jaar oud was en hij en zijn waarschijnlijk jongere broer Joktan (=’hij is klein’) al hun kinderen inmiddels hadden verwekt. 

6. 

Gen. 11:10-26

EBV: Gen. 11:26

Elders: Gen. 11:27a

De ‘toledoth’ van Terah - zijn tablet vermeldt de levensduur van zijn vader Nahor (11:25). Terach heeft zijn dood dus nog meegemaakt en vermeldt dat in zijn tablet. In Terachs tablet vinden we de tweede genealogie. Beide genealogieën tezamen dekken het tijdperk van de schepping tot Abram.

7 

Gen. 11:27

EBV: Gen. 25:18

Elders: Gen. 25:19

De ‘toledoth’ van Izak met daarin ook de ‘toledoth’ van Ismaël - hij beschrijft de hele geschiedenis van zijn vader Abraham,  ook de geboorte van Abrahams achterkleinkinderen (via Ketura) en hun stamvorming. Izak overleefde Ismaël 57 jaar en kon dus ook diens dood vermelden. In deze tablet komt daarom aan het eind een ‘toledoth’ voor, die een echt geslachtsregister is, nl. van Ismaël (Gen. 25:12-18), ingevoegd aan het eind van Izaks tablet. Want vervolgens sluit hij af met de zinsnede: ‘Dit is de geboortegeschiedenissen van Izak, de zoon van Abraham’. Vóór Ismaëls geslachtsregister lezen we dat Izak deze tablet afsloot, toen hij bij de put Lachai-Roi woonde.’

8. 

Gen. 25:19-36:44

EBV: Gen. 36:44 Elders: Gen. 37:2

De ‘toledoth’ van Jakob met daarin ook de ‘toledoth’ van Ezau - zijn tablet beschrijft de geschiedenis van zijn vader Izak en zijn eigen geschiedenis, zijn vlucht naar en verblijf in Paddan-Aram, zijn terugkeer, ontmoeting met Ezau en zijn vertrek naar de omgeving van Hebron waar zijn oude vader nog woonde. Dan wordt beschreven, dat Izak sterft en door zijn beide zonen wordt begraven. Ezau woonde toen al in het land Seïr, maar als nomade zal hij zijn broer toch regelmatig hebben ontmoet. Daarna beschrijft Jakob Ezaus familiegeschiedenis en de voorgeschiedenis van zijn vrouwen. Zijn tablet sluit af met de zinsnede: ‘Dit zijn de geboortegeschiedenissen van Jakob’. Deze zin wordt voorafgegaan door: ‘Jakob woonde in het land Kanaän waar zijn vader als vreemdeling had gewoond’. Dat wil zeggen, dat Jakob zijn tablet afsloot, terwijl hij nog in het land Kanaän woonde. En hoewel Jakob vertelt over Izaks dood, vertelt hij niets over het overlijden van Ezau, die misschien nog leefde toen Jakob zijn ‘toledoth’ afrondde. En ook niet over het gemis van Jozef, die al elf jaar eerder door zijn broers wasverkocht naar Egypte. Was het te pijnlijk? Hoopte hij nog steeds op zijn terugkeer? In ieder geval moet de geschiedenis van Jozef wel in de archieven van de Egyptenaren zijn opgetekend, zodat Mozes toen hij aan het hof van Farao onderwezen werd in alle wijsheid van de Egyptenaren (Hd. 7:22), deze eenvoudig kon lezen en een kopie op papyrus voor zichzelf kon laten maken. 

In ieder geval lijken er wat betreft de ‘toledoth’-formule, duidelijke argumenten voor de opvatting van Wiseman te zijn en heeft de opvatting, dat de ‘toledoth’-formules terugwijzen naar dat waarvan daarvoor verslag is gedaan, met uitzondering van die van Ismaël en Ezau, omdat die beide resp. ingevoegd zijn in de geboortgeschiedenisen van Izak en Jakob. Zo hebben wij dat ook in de tekst weergegeven. 


Voor deze keuze pleit ook dat als wij op deze wijze de tekst opdelen, dat dan de naam van de ‘schrijver’ aan het eind van de tekst van de tablet onmiddelijk terugkeert in de eerste woorden van de volgende tablet, zoals ook het eerste woord van de volgende tekstkolom van een Masoretische schriftrol, ook te vinden is aan de onderzijde van voorgaande kolom, om het vloeiend voorlezen te ondersteunen (versnummering EBV):


- de woorden ‘de hemel en de aarde’ in Genesis 2:3 keren terug in vs. 4.

- de naam Adam in Gen. 4:26 keert terug in Gen. 5:1

- de naam Noach in Gen. 6:8 keert terug in Gen. 6:9

- de namen Sem, Cham en Jafeth in Gen. 9:29 keren terug via ‘hen’ in Gen. 10:1 en vervolgens met hun naam in vs. 2, 6 en en 21. 

- de naam Sem in Gen. 11:9 keert terug in Gen. 11:10

- de naam Terah in Gen. 11:26 keert terug in Gen. 11:27

- de naam Jakob in Gen. 37:1 keert niet terug in Gen. 37:2, waarschijnlijk omdat de geschiedenis van Jozef op een andere manier werd bewaard dan de voorgaande geschiedenissen. 




---------

Rinus van Kiel wijst erop dat de authenticiteit van Genesis ook wordt ondersteund door het feit dat de in Genesis vermelde prijzen van slaven kloppen met wat wij over de prijzen in die tijd uit de geschiedkunde weten. De prijs van een slaaf was in het oude Midden-Oosten niet altijd gelijk. Van 2400-2000 v. Chr. lag de prijs tussen 10 en 15 zilveren sikkels, in Mozes’ tijd was dat ongeveer 30 sikkels, koning Menachem (±750 v. Chr.) betaalde 50 sikkels per man aan de koning van Assyrië, om deze mensen ervoor te behoeden om als slaaf verkocht te worden. Later, tijdens de Perzische periode, schoot de prijs door de enorme inflatie op tot 90-120 sikkels. In de Bijbel lezen wij dat Jozef verkocht werd voor 20 sikkels, en dat is precies de prijs, die rond die tijd (±1750 v. Chr.) voor een slaaf betaald werd. Als Genesis pas in de Babylonische ballingschap geschreven was, dan zou een prijs van 50 sikkels of hoger genoemd zijn.



Bronnen:

christipedia.nl


H.H. Halley: Bible Handbook, 24e editie, 1965


C.F. Keil & F. Delitzsch: Biblical Commentary of the Old Testament, 1951 


P.J. Wiseman: New discoveries in Babylonia about Genesis, 1936


Donald Wiseman: Ancient records and the structure of Genesis, 1985


John E. Walvoord en Roy B. Zuck: The Bible Knowledge Commentary of the Old Testament


Arnold Fruchtenbaum: Ariel’s Bible Commentary: The Book of Genesis, 1st ed. 

(San Antonio, TX: Ariel Ministries, 2008), 6-8.  


Rinus van Kiel: Het ontstaan van Genesis (artikel op zijn website)



Bewerking: 

redactie EBV - 1 juni 2023