1 De HEERE zei tegen mij: “Ga weer heen, houd van een vrouw die de geliefde is van haar vriend, maar overspel pleegt, net zoals de HEERE van de zonen van Israël houdt, hoewel zij zich naar andere goden keren en van gewijde rozijnenkoeken houden.” ^◼  ◻   2 Dus kocht ik haar voor mij voor vijftien zilverstukken en een anderhalve homer gerst. ^◼  ◻   3 Ik zei tegen haar: “Dagenlang zul je bij mij zitten. Je mag geen overspel plegen en je zult aan geen andere man toebehoren en ik zal ook niet bij jou komen.” ^{◼  ◻  ◘}   4 Want de zonen van Israël zullen vele dagen blijven zitten zonder koning, zonder vorst, zonder offer, zonder gewijde zuil en zonder priestertuniek en afgodsbeelden. ^◼  ◘   5 Daarna zullen de zonen van Israël zich bekeren en de HEERE, hun GOD, zoeken en David, hun koning. In het laatst van de dagen zullen zij bevende van ontzag naar de HEERE en zijn goedheid toe komen. ^◼  ◘