HEBREEUWSE NAMENLIJST 



Deze namenlijst is in bewerking. De onderstreping van het Strongnummer in de linkerkolom geeft aan dat de bewerking voltooid is. Een dubbele onderstreping geeft aan dat het Strongnummer gepubliceerd is.

Hieronder volgen belangrijke Hebreeuwse woorden met hun uitleg, overwegend ontleend aan de verklaringen van Gesenius en de bijbelcommentaren van K&D. 

H5

[‘Abagta’] - de naam |אֲבַגְתָא| (‹Abag̱ṯā - H5›) komt in de Bijbel alleen voor in Esther 1:10 als de naam van één van de 7 hofdienaren van de Perzische koning Ahasveros. De naam is van Perzische afkomst en de betekenis is volgens Gesenius waarschijnlijk afgeleid van het Sanskriet en betekent dan ‘door het geluk gegeven’.    De naam zou verwant zijn aan de naam ‘Bigta’  (‹Big̱ṯā - H903›).  

H38

[‘Abiam’] - de naam Abiam (‹H38›) komt 4 keer in het OT voor in 1 Kn. 14:31 en 1 Kn. 5:1, 7, 8.  In 2 Kr. 13 wordt hij Abia genoemd. Hij is  van de zoon van Rehabeam uit zijn huwelijk met Maächa, een vrouw die waarschijnlijk abusievelijk ‘Micha-Jahu’ wordt genoemd in 2 Kr. 13:2. Zie de noot bij 2 Kr. 13:2.

H40

[‘Abimelech’] - de naam staat voor ‘mijn vader de koning’ (‹H40›). 

H49

[‘Abisag’] - de naam (‹H49›) betekent ‘vader van dwaling’ (‹Gesenius›) of ‘mijn vader dwaalt’.       

H67

[‘Abel-Mitsraïm’] - dat is ‘rouw van de Egyptenaren’ (‹H67›). 



H71

[‘Abana en Farpar’] - men identificeert de rivier de Abana (‹H71›) wel met de tegenwoordige Wadi el-Ajam (‹op de zuidoostelijke helling van de Hermon›) die uitmondt in het meer ten zuiden van Damascus, en in de Farpar (‹H6554›) ziet men wel de Wadi Barbar.     

H76

[‘Abel-Mizraïm’] - dat is ‘rouw van de Egyptenaren’ (‹H67›). 

H85

[‘Abraham’] - deze naam (‹H85›) wordt in dit vers verklaard als |’אַב־הֲמוֹן גּוֹיִם’| - (‹av-hamon goyim›), waarvan de eerste twee woorden zouden zijn samengetrokken tot ‘Abraham’. Een andere verklaring zoekt het in de samenvoeging van ‘ab’ (‹vader›) met het Arabische woord |||رُهامٌ||| (‹‘ruham’ = menigte›), wat voor ons een meer navolgbare combinatie oplevert, waarbij we moeten beseffen dat Arabisch net als Hebreeuws een Semitische taal is en er dus veel verbanden zijn tussen beide talen.   

H87

[‘Abram’] - dat is ‘vader van verhevenheid’ of: ‘verheven vader’ (‹H87›),  maar volgens Rashie betekent de naam  ‘vader van Aram’. In Gen. 25:20 wordt Laban, de Arameeër genoemd en Paddan-Aram (‹‘vlakte van Aram’›).  noemt Abraham zijn land, maar niet zijn geboorteland.

H126

[‘Adama’] - dat is ‘rode grond’ (‹H126›).     

H138

[‘Adonia’] - letterlijk: ‘Adoni-Jahoe’, waarbij ‘Jahoe’ voor de verkorte naam van de HEERE staat. De naam betekent ‘Mijn Heer is de HEERE’ (‹H138›). Zie 2 Sm. 3:4. De naam staat in het Hebreeuws voluit geschreven door heel dit hoofdstuk heen. 

H161

[‘Ohad’] - dat is ‘één zijn’ of: ‘verenigd zijn’  (‹H161›).

H173

[‘Aholibama’] - de naam Aholibama (‹‘tent van de hoogte’ of ‘tenthoogte’ - H173›), de dochter van de Heviet Zibeon, komt  7 keer in Genesis 36 voor verdeeld over 6 verzen en de naam komt nog 1 keer voor in 1 Kr. 1:40 als de naam van een mannelijk stamhoofd van Edom. 

H175

[‘Aäron’] - de betekenis van de naam |אַהֲרֹן| (‹ʾaẖaron - H175›), dat is Aäron, 

is niet zeker. Men denkt aan ‘lichtbrenger’ omdat de naam verband lijkt te houden met het Hebreeuwse werkwoord voor ‘licht geven’. Men denkt ook wel aan ‘bergachtig’ en zelfs aan ‘brenger van de dood’. Maar het blijft bij vermoedens. De naam komt 347 keer voor in het OT, verdeeld over 328 verzen.

–De klank van de naam doet ook denken aan het Hebreeuwse woord |אֲרוֹן| (‹H727›) voor de Kist van het Verbond (‹Ex. 25:10›), voor offerkist (‹2 Kn. 12:10›) en voor de doodskist waarin Jozef meegenomen werd naar het land Kanaän (‹Gen. 50:26›). Het Hebreeuwse woord voor de ark van Noach (‹Gen. 6:10›) en voor het rieten mandje of kistje waarin Mozes in de Nijl werd gelegd (‹Ex. 2:3›) is een ander woord nl. ‘tēḇaṯ’ (‹H8392›) . De ark en het rieten kistje moesten tegen het water beschermd worden door pek. De Kist van het Verbond, de offerkist en de doodskist hoefden niet waterbestendig te zijn in fysieke zin, maar de Kist van het Verbond moest wel ‘door’ de Jordaan, die symbolisch staat voor de doodsrivier en ook de kist waarin het lichaam van Jozef was opgebaard moest ook door die rivier heen. 

H271

[‘Ahaz’] - ‘hij heeft gegrepen’ of: ‘hij heeft genomen’ (‹H271›). 

H274

[‘Ahazia’] - de Hebreeuwse naam |אֲחַזְיָהוּ| betekent ‘De HEERE houdt hem vast’ (‹ʾaḥaz-yāhū - H274›)     

H276

[‘Ahuzzat’] - de naam staat voor ‘bezit’ of: ‘bezitting’ (‹H276›).   

H281

Achia 

H329

[‘Atad’] - dat is ‘doornstruik’ (‹H329›), vgl. Ri. 9:14,15 en Ps. 58:10. Lees ook vs. 11.      

H348

[‘Izebel’] - de naam betekent volgens Gesenius ‘een vrouw die geen buitenechtelijke relatie heeft’, een ‘kuise vrouw’ (‹H348›). Inderdaad vinden wij nergens in de Bijbel dat Izebel ontrouw was in haar huwelijk. In haar geestelijke wandel was ze ook zeer trouw, maar niet aan de God van Israël, maar aan de Baäl van de Sidoniërs, die door de Farizeeën later zou worden aangeduid als Beëlzebul, de overste van de demonen, ook toen zij godslasterlijk van Jezus spraken, dat hij de boze geesten uitdreef door Beëlzebul  (‹Mk.3:22, Mt. 12:22-37›). Men denkt wel dat de naam Izebel een afkorting is van Baäl-Zebel (‹|בעלאזבל|›), een Foenicische naam die zou betekenen ‘Baäl heeft verheerlijkt’ (‹Brown-Driver-Briggs - BDB Bible Dictionary›), terwijl ‘Zebul’ eerder  een passieve vorm lijkt te zijn: ‘is verheerlijkt’ of: ‘wordt verheerlijkt’. Zie ook de noot bij Gen. 30:20 over de naam Zebulon.     

H356

 [‘Elon’] - ‘terebint’ of ‘terpentijnboom’ (‹H356›).   

H358

1 Kn. 4:9 - 1x ‘terpentijnboom van het huis van genade of van gunst. |אֵילוֹן בֵּית חָנָן| 

H359 

[‘Elot’] - de naam |אֵילוֹת|  (‹eylōṯ - H359›) staat voor het tegenwoordige Eilat aan de noordelijke punt van de Golf van Aqaba. Deze naam komt 8 keer voor. in het OT, verdeeld over 6 verzen. Soms wordt de naam ook geschreven. als אֵילַת  (‹eylat - H359›) n.l. in Dt. 2:8 en in 2 Kn. 14:22

H362

[‘Elim’] - de Hebreeuwse naam |אֵילִם| (‹ēlīm - H362›) staat waarschijnlijk voor de ‘bomen’ die daar groeiden.  

H378

Ish-Boshet. 22 x over 10 verzen

H452

[‘EIia’] - letterlijk: ‘Eli-Jahoe’. Ook vs. 2. De betekenis van de naam is ‘mijn GOD is de HEERE’, ofwel ‘mijn GOD is JaHWeH’ (‹H452›).    

H469

[‘Elzafan’] - dat is ‘wie door God wordt beschermd’ (‹H469›).

H499

[‘Eleazar’] - dat is ‘die God helpt’ of: ‘die God als helper heeft’ (‹H499›)

H2147

 [‘Zichri’] - dat is ‘gedenkwaardig’ of: ‘beroemd’ (‹H2147›).  

H472

[‘Eliseba’] - de naam ‘Eliseba’ (‹H472›), betekent: ‘God is mijn eed’ of ‘die bij God zweert’.      

H474

Elisua 2 verzen

H476

Elishama

H495

[‘Ellasar’] - de locatie van dit gebied of deze plaats is niet zeker. Men denkt wel aan de stad Larsa en het gebied van Zuid-Babylonië. Weer anderen denken juist aan Artemita in Noord-Babylonië en zelfs is er opvatting dat het om een plaats op Cyprus zou gaan. De betekenis van de naam is niet zeker, mogelijk ‘God tuchtigt’ (‹H495›). —

H499

[‘Eleazar’] - dat is ‘die God helpt’ of: ‘die God als helper heeft’ (‹H499›)     

H511

[‘Elkana’] - dat is ‘die door God geschapen is’ (‹H511›). Jones meent dat de betekenis is ‘God heeft verzoend’. De NOBSE Study Bible Name List komt met ‘God heeft in bezit gehad’ (‹H511›).   

H558

[‘Amazia’] - voluit: ‘Amaṣ-Jāhū’ (‹H558›). 

H567

[‘Amoriet’] - voor meer info, zie H567 in de Hebreeuwse Namenlijst.     [‘Kanaäniet’] - voor meer info, zie H3669 in de Hebreeuwse Namenlijst.     [‘Girgasiet’] - voor meer info, zie H1622 in de Hebreeuwse Namenlijst.      [‘Jebusiet’] - voor meer info, zie H2983 in de Hebreeuwse Namenlijst. 

H569

[‘Amrafel’] - dit betekent mogelijk ‘een bevel dat werd uitgevaardigd’ (‹H569›).  

H573

[‘Amittai’] - de naam betekent ‘mijn waarheid’ (‹H573›).   

H617

[‘Assir’] - dat is ‘gevangene’ (‹H617›)

H621

 [‘Asnath’] - deze  naam betekent mogelijk ‘zij die van Neith is’ (‹H621›). Neith was een Egyptische godin.    

H622

[‘Jozef’] - de naam is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord |אָסַף| (‹āsaf - H622›). Zie de noot bij Gen. 30:23. De naam betekent ‘hij voegt toe’ en in Ps. 81:6 vinden we hem geschreven als ‘Jah-(‹J›)osef’ d.w.z. ‘Hij voegt toe’, maar tegelijk is dit ook een vervoeging van de Hiphil vorm van het werkwoord ‘āsaf’. In de naam Jozef klinkt het verlangen naar een tweede kind door, maar ook de herinnering dat God haar smaad heeft weggenomen. Het leven van Jozef is in zekere zin ook een illustratie van zijn naam, want zoals er voor Rachel na Jozef nog een tweede zoon kwam, zo kenmerkte ook Jozefs leven zich door toevoeging, verdubbeling: hij had 2 dromen (‹Gen. 37›), hij legde 2 dromen uit in de gevangenis (‹Gen. 40›) en 2 dromen van Farao (‹Gen. 41›), zijn broers maken 2 reizen om hem te zien, en hij wordt 2 keer gevangen genomen (‹door zijn broers en door de overste van de lijfwacht en in beide gevallen blijft een mantel achter›) en hij krijgt 2 zonen in Israël (‹Efraïm en Manasse›) die in zijn plaats tot de stammen van Israël gerekend werden en zo kreeg hij een dubbel erfdeel in het land (‹ten koste van Levi›).  

H461

[‘Eliëzer’] - de naam Eliëzer betekent ‘die God als Helper heeft’ (‹H461›). 

H513

Eltolad

H588

Anacharat

H672

[‘Efratha’] - dat is ‘vruchtbaar’ of: ‘vruchtbaarheid (‹H672›). De naam komt van dezelfde wortel als de naam ‘Efraïm’, de zoon van Jozef. Deze wortel is het werkwoord |פָּרָה| (‹parah - H6509›), dat ‘vrucht dragen’ of: ‘vruchtbaar zijn’ betekent. Het wordt toegepast op planten (‹Jes. 32:12›), dieren en mensen (‹Gen. 8:17, Ex. 23:30›). Het woord ‘vrucht’ (‹Gen. 1:12›) is hier vanaf geleid.  

H709

[‘Argob’] - dat is ‘een hoop van stenen’ (‹H709›). Deze naam vinden we 5 keer in het OT, nl. in Dt. 3:4, 13, 14, 1 Kn. 4:13 en in 2 Kn. 15:25. Alleen in het laatste vers verwijst het naar een persoon. In de vier eerste Schriftplaatsen verwijst het naar het gebied Argob (‹Gesenius›). 

H804

[‘Assur’] - dit land moet niet verward worden met het huidige Syrië. Het gebied van Syrië  komt veel meer overeen met het Bijbelse Aram, terwijl de term ‘Assur’ of: ‘Assyrië’ doelt op het gebied dat nu het noorden van Irak vormt. In het algemeen neemt men aan dat de betekenis van deze naam ‘stap’ of: ‘schrede’ is (‹H804›), zoals in Job 31:7.  

H812

[‘Eskol’] - dat is ‘vet’ of: ‘kracht’ (‹H812›).    

H813

[‘Askenaz’] - de naam Askenaz. (‹H813›) bestaat vlg. het Jones' Dictionary of Old Testament Proper Names uit drie  delen: (‹1›) het Hebreeuwse woord ‘esh’ dat ‘vuur’ betekent, (‹2›) het Hebreeuwse woordje ‘ke’ dat ‘als’ of: ‘zoals’ betekent en (‹3›) het Hebreeuwse werkwoord ‘naza’ (‹H1335 en H1336›). ‘Naza’ (‹H1335›) betekent ‘sprenkelen’ of: ‘spatten’, dit in verband met het sprenkelen van bloed ter reiniging van de zonde en ‘naza’ (‹H1336›) betekent ‘springen’ of: ‘bespringen’. Het komt erop neer dat de naam in de oren van een Hebreeuws sprekend gehoor heeft geklonken als ‘vuur als vonken’ of: ‘fonkelend vuur’.  

H836

[‘Aser’] - dat is ‘gelukkig’ (‹H836›).  

H847

Estaol

H851

Estemo 1x en Estemoa 5x 

H856

[‘Et-Baäl’] - de naam betekent ‘hij die bij Baäl is’ (‹H856›). Dit is de naam van de koning van de Sidoniërs als de vertegenwoordiger van Baäl, die alleen in 1 Kn. 16:31 voorkomt.

H863

Ittai - 7 verzen

H864

Etam

H882

[‘Beëri’] - d.w.z. ‘mijn put’ (‹H882›).  

H884

[‘Ber-Seba’] - d.w.z. ‘bron van de eed’ of: ‘bron van de zeven(‹voudige eed›)’ (‹H884›).  Zie ook Gen. 26:33 waar het over de stad gaat.  Archeologisch onderzoek door Robinson rond 1840 bracht 2 grotere en 5 kleinere putten aan het licht. 

H886

Beërotiet - 5 verzen

H903

[‘Bigta’] - de naam |בִּגְתָא| (‹Big̱ṯā - H903›) waarschijnlijk dezelfde als de naam ‘Bigtan’ in Ester 2:21 en ‘Bigtana’ in Ester 6:2. Het gaat waarschijnlijk om de Perzische naam ‘Bagdana’, d.w.z. ‘geschenk van God’, net als de Griekse naam ‘Theodorus’. Gesenius vermeldt dat de naam ‘tuin’ of ‘tuinier’ of ‘tuinman’ betekent. Maar onder de naam ‘Abagta’ merkt hij op dat die naam verwant is aan de naam ‘Bigta’ en als betekenis heeft ‘door het geluk gegeven’.  

H963

Betanië - Aramese naam, die 11 keer in het NT van de Peshitta voorkomt, verdeeld over 11 verzen.

[‘Betanië’] - dat is ‘huis van vijgen’ (‹H8384›), hoewel in andere bronnen het woord wordt verklaard als ‘huis van ellende’, of ‘huis van verdruktheid of armoe’. Het Hebreeuwse woord voor ‘arm’ is ‘ʿānî’.

H964

Biz-Joteja

H967

Bet-Fage - Aramese naam 

H1004

[‘Bet-Haggan’] - dat is ‘huis van de tuin’ (‹H1004, H1588›) 2 Kn. 9:27 ‘huis van de hoftuin’

H1007

[‘Bet-Aven’] - dat is ‘huis van ongerechtigheid’ of: ‘huis van ledigheid’ (‹H1007›). Deze naam komt 7 keer voor in het OT: Joz. 7:2; 18:12; 1 Sm. 13:5; 14:23; Hos. 4:15; 5:8: 10:5. In Hos. 10:8 komt de naam verkort voor als ‘Aven’ en ook in Ez. 30:17. 

H1008

[‘Bet-El’] - dat is ‘huis van God’ (‹H1008›). 

H1009

Bet-Arbel  1 x Hos. 10:14

H1011

Bet-Biri - 1x 1 Kr. 4:31 |בֵּית בִּרְאִי|  - huis van mijn schepping

H1012

Bet-Bara 2 x in Ri. 7:24

H1013

Bet-Gader  1x  1 Kr. 2:51   |בֵּית־גָּדֵר|  - huis van de muur

H1016

Bet-Dagon 2 x

H1018

Bet-Hazael  1 x Mi. 1:11  house firm of root (Gesenius)

H1020

[‘Beth-Jesimot’] - dat is ‘huis van de woestenij’ (‹H1020›). Zie ook Num. 33:49, Joz. 12:3, 13:20.     

H1021

Bet-Cherem  - 2 x -  Neh. 3:14,  Jer. 6:1  |בֵּית הַכֶּרֶם| ‘huis van de wijngaard’ 

H1024

Bet-ha-Marchabot of Bet-Marchabot 2 x

H1025

Bet-Emek Joz. 19:27

H1026

Beth-Araba

H1027

Bet-Haram

H1029

Bet-Sitta - Ri. 7:22 |בֵּית הַשִּׁטָּה| ‘huis van de acacia’

H1030

Bet-Semiet 2x Jozua, de Bet-Semiet

H1031

Bet-Hogla

H1032

Bet-Horon

H1033

Bet-Kar 1x 1 Sm. 7:11 -’huis van de weide’ of ‘huis van het weiden’ ‘Kar’ is ook ‘een vetgemest lam’ (H3733)

H1034

Bet-Lebaot 1x  Joz. 19:6

H1038

Bet-Maächa 2x 2 Sm. 20:14, 15. ‘huis van Maächa - een stadje aan de voet van de Hermon  |בֵּית מַעֲכָה| -    

H1039

Bet-Nimra.  

H1041

Bet-Azmavet - 1 x Neh. 7:28 - huis van de kracht van de dood?   

H1042

Bet-Anot

H1043

Bet-Anat, 1x Joz. 19:38 en Ri. 1:33 (2x)

H1044

[‘ontmoetingsplaats’] - letterlijk: ‘Beth-Eked’ (‹H1044, een samenstelling van H1004 voor ‘huis’ en H6123, een afgeleide vorm van het werkwoord ‘binden’ ›), d.w.z. ‘huis van (‹het›) binden’. Soms laat men dit onvertaald, maar de betekenis van de naam is (‹1›) ontmoetingsplaats, de plaats waar de herders de onderlinge band onderhouden en aanhalen, of (‹2›) de plaats waar de herders de schapen vastbinden voor het scheren van de wol. Het Hebreeuwse werkwoord |עָקַד| voor binden (‹ʿāqaḏ - H6123›) komt alleen in Gen 22:9 voor, waar wij lezen dat Izak door Abraham op het altaar werd vastgebonden. 

H1046

Bet-Palet

H1047

[‘Bet-Peor’] - de Hebreeuwse naam |בֵּית פְּעוֹר| (‹bēyt-pᵉʿōr - H1047›) komt 4 keer voor in OT, verdeeld over 4 verzen nl. Dt. 3:29, 4:46, 34:6 en Joz. 13:20. De betekenis van de naam is ‘huis van de kloof’. Het was een tempel gewijd aan de afgod van de Moabieten, genaamd ‘Kamos’ (‹H3645›). Het woord ‘peor’ (‹H6465›) betekent ‘kloof’ of ‘diepte. 

H1048

Bet-Pazzez 2 x

H1049

Bet-Zur 4 x

H1050

Bet-Rechob 2 x Ri. 18:28 en 2 Sm. 10:6

H1051

Bet-Rafa - 1x 1 Kr. 4:12 |בֵּית רָפָא|

H1052

Bet-Sean 9 x over 8 verzen

H1053

Bet-Semes 19 verzen

H1054

Bet-Tappuah 1 x Joz. 15:53

H1064

Bechorat 1 Sm. 9:1

H1096

[‘Beltsazar’] - dat is ‘de prins van Bel’ (‹H1096›), waarbij Bel de naam van de afgod van Babel is.

H1106

[‘Bela’] - dat is ‘verwoesting’ of: ‘vernietiging’ (‹Ps. 52:6›) of ‘het verslondene’ (‹Jer. 51:44›) (‹H1106›).  

H1109

Bileam

Num. 22:5 

[‘Bileam’] - de uit twee componenten bestaande naam |בִּלְעָם| betekent volgens Gesenius ‘niet van het volk’ (‹bilʿām - H1109 - mogelijk samengesteld uit H1077 en H5971›). Het is de naam van de profeet Bileam, de zoon van Beor (‹H1160 - ‘brandend’ of ‘fakkel’›) , zoals hij 11 keer wordt genoemd. Hij woonde in Pethor (‹H6604 - ‘dromenuitlegger’ of ‘waarzegger’ of ‘iemand die dingen, woorden of gezichten, uitbrengt›), een plaats die 2 keer in de Bijbel wordt genoemd. Deze plaats wordt geïdentificeerd met de Assyrische plaats Pitru, die ongeveer 12,5 mijl ten zuiden van Karkemish ligt. Bileam blijkt een valse profeet te zijn, want hoewel hij keer op keer Gods Woord doorgeeft, blijkt hij zoals zijn naam al zegt, in zijn hart niet veel met de God van het volk Israël op te hebben, want hij helpt de Moabieten en de Midianieten om het volk Israël in de afgoderij en in de hoererij te storten (‹zie Num. 22:7›). Daarom is Bileam volgens Dt. 13:1-5 een valse profeet en moet hij ter dood gebracht worden, omdat hij nadat zijn woord is uitgekomen of is uitgesproken, meehelpt om het volk Israël in de afgoderij en in de hoererij te storten. Wij lezen dan ook in Num. 31:8 en in Joz. 13:22 dat de Israëlieten hem uiteindelijk doden. Bovendien worden wij in Num. 25:3, 5, Dt. 4:3, Ps. 106:28, Hosea 9:10 herinnert aan de zonde van Israël in verband met Baäl-Peor. 

–De naam Bileam komt 61 keer in de Bijbel voor verdeeld over 57 verzen. Alleen al in Numeri komt de naam 49 keer voor. De naam Bileam is in enkele verzen onderdeel van de plaatsnaam Jibleam, |יִבְלְעָם| (‹yiḇlᵉʿām - H2991 - ‘hij verslindt het volk’ samengesteld uit H1104 en H5971›), een plaats in Manasse nl. in Joz. 17:11, Ri. 1:17, 2 Kn. 9:17 en 1 Kr. 6:55. Het is o.i. ook mogelijk om in het eerste deel van de naam Bileam de betekenis te zien van |בָּלַע| (‹bālaʿ - ‘verslinden’ - H1104›) en zo uit te komen op ‘hij verslond het volk’. K&D verdedigen deze laatste uitleg van de naam.    

H1126

[‘Ben-Oni’] - dat is ‘zoon van mijn pijn’ (‹H1126›). 

H1141

[‘Benaja’] - letterlijk: ‘Bena-Jahoe’, waarbij ‘Jahoe’ staat voor de verkorte Hebreeuwse naam van de HEERE. De naam betekent ‘die de HEERE heeft gebouwd’ of: ‘die door de HEERE werd gebouwd (‹H1141›). De naam komt 42 keer in het OT voor, verdeeld over 41 verzen.  

H1144

[‘Benjamin’] - dat is ‘zoon van mijn rechterhand’ (‹door sommigen opgevat als ‘zoon van Rachel’ die Jakobs rechterhand was›) of ‘zoon van mijn geluk’ (‹H1144›). Ook wordt de naam door Rashie uitgelegd als ‘zoon van het zuiden’ (‹immers alle andere zonen waren noordelijker geboren›). Andere menen ‘zoon van mijn kracht’ (‹i.t.t. smart›) of ‘zoon van mijn oude dag’, waarvoor een letter ‘n’ wordt opgeofferd voor een letter ‘m’. Al met al lijkt ‘zoon van mijn rechterhand’ de meest passende en juiste weergave. 

H1160

[‘Beor’] - dat is ‘lamp’ of: ‘fakkel’ (‹H1160›). In Dt. 36:32 is het de vader van Bela, die leefde lang voordat de intocht van het volk Israël in het beloofde land plaatsvond, omdat hij de eerste is van 8 elkaar opvolgende Edomitische koningen in Gen. 36. De laatste van de 8 koningen was mogelijk nog in leven toen Mozes stierf. 

–In Num. 22:5 en Dt. 23:5 is Beor de vader van Bileam. De uitdrukking ‘zoon van Beor’ komt in 10 verzen in het OT voor, waarvan 8 verzen op de valse profeet Bileam betrekking hebben. In twee verzen nl. in Gen. 36:32 en in 1 Kr. 1:43 gaat het over Bela, die in Edom regeerde. De naam van Bileam, de zoon van Beor, komt ook nog 1 keer in het NT voor nl. in 2 Pt. 2:15. 

H1162

[‘Boaz’] - de naam (‹H1162›) bestaat eigenlijk niet in het Hebreeuws. Boaz was een zoon van Salmon en Rachab en had via de Kanaänitische familie uit Jericho mogelijk een wat ongewone naam gekregen. Hoewel sommigen de naam herleiden tot een Semitische wortel die de betekenis van ‘vluchtigheid’ of ‘vergankelijkheid’ heeft, is de meest aannemelijk verklaring van de naam, dat die is samengesteld uit twee delen en betekent ‘in Hem (‹1e deel›) kracht (‹2e deel›)’. Verschillende commentatoren (‹Thenius, K&D›) nemen de namen van de twee zuilen samen en komen dan tot ‘Hij bevestigt in kracht’ of ‘Hij doet staan in kracht’ of ‘Hij richt op in kracht’. 

H1176

[‘Baäl-Zebub’] - deze naam betekent ‘heer van de vliegen’ (‹H1176›). Dit is de naam van de god van Ekron, die 4 keer in het OT voorkomt, alleen in dit hoofdstuk nl. in 2 Kn. 1:2, 3, 6 en 16. Het Hebreeuwse woord voor ‘vlieg’ |זְבוּב| (‹zᵉḇūḇ - H2070›) vinden wij in het OT alleen in Pred. 10:2 en Jes. 7:18.  

H1186


[‘Baäl-Meon’] - dat is ‘heer van de woning’ (‹H1186›). Zie ook Num. 32:38, Joz. 13:7 (‹Beth-Baäl Meon›) en 1 Kr. 5:8, Jer. 48:23.   

H1109

[‘Bileam’] - de uit twee componenten bestaande naam |בִּלְעָם| betekent volgens Gesenius ‘niet van het volk’ (‹bilʿām - H1109 - mogelijk samengesteld uit H1077 en H5971›). Het is de naam van de profeet Bileam, de zoon van Beor (‹H1160 - ‘brandend’ of ‘fakkel’›) , zoals hij 11 keer wordt genoemd, uit de plaats Pethor (‹H6604 - ‘dromenuitlegger’ of ‘waarzegger’ of ‘iemand die dingen, woorden of gezichten, uitbrengt›), die 2 keer wordt genoemd. Deze plaats wordt geïdentificeerd met de Assyrische plaats Pitru, die ongeveer 12,5 mijl ten zuiden van Karkemish. Bileam blijkt een valse profeet te zijn, want hoewel hij keer op keer Gods Woord doorgeeft, blijkt hij zoals zijn naam al zegt, in zijn hart niet veel met de God van het volk Israël op te hebben, want hij helpt de Moabieten en de Midianieten om het volk Israël in de afgoderij en in de hoererij te storten (‹zie Num. 22:7›). Daarom is Bileam volgens Dt. 13:1-5 een valse profeet en moet hij ter dood gebracht worden, omdat hij nadat zijn woord is uitgekomen of is uitgesproken, meehelpt om het volk Israël in de afgoderij en in de hoererij te storten. Wij lezen dan ook in Num. 31:8 en in Joz. 13:22 dat de Israëlieten hem uiteindelijk doden. Bovendien worden wij in Num. 25:3, 5, Dt. 4:3, Ps. 106:28, Hosea 9:10 herinnert aan de zonde van Israël in verband met Baäl-Peor. 

–De naam Bileam komt in de Bijbel 61 keer voor verdeeld over 57 verzen. Alleen in Numeri komt de naam 49 keer voor. De naam Bileam is in enkele verzen onderdeel van de plaatsnaam Jibleam, |יִבְלְעָם| (‹yiḇlᵉʿām - H2991 - ‘hij verslindt het volk’ samengesteld uit H1104 en H5971›), een plaats in Manasse nl. in Joz. 17:11, Ri. 1:17, 2 Kn. 9:17 en 1 Kr. 6:55. Het is o.i. ook mogelijk om in het eerste deel van de naam Bileam de betekenis te zien van |בָּלַע| (‹bālaʿ - ‘verslinden’ - H1104›) en zo uit te komen op ‘hij verslond het volk’. 

H1170

Baäl-Berit 2 x in Ri. 8:33 en Ri. 9:4

H1175

Beälot

H1176

[‘Baäl-Zebub’] - deze naam betekent ‘heer van de vliegen’ (‹H1176›). Dit is de naam van de god van Ekron, die 4 keer in het OT voorkomt, alleen in dit hoofdstuk nl. in 2 Kn. 1:2, 3, 6 en 16. Het Hebreeuwse woord voor ‘vlieg’ |זְבוּב| (‹zᵉḇūḇ - H2070›) vinden wij in het OT alleen in Pred. 10:2 en Jes. 7:18. 

H1188

Baäl-Perazim - Heer van doorbraken,  4 keer in 2 verzen: 2 Sm. 5:20, 1 Kr. 14:11. 

H1191

Baälat 3 x

H1192

Baälat-Beër Joz. 19:8 [‘Baälat-Beër’] - deze plaats (‹H1192›) heet kortweg Baäl in 1 Kr. 4:33 en is waarschijnlijk dezelfde plaats als Bealoth in Joz. 15:24.    

H1197

[‘Tav’era’] - dat is ‘brandend’. De klank van deze naam komt in het tweede deel van de zin direct weer terug in het Hebreeuwse ‘bāʿarāẖ’, ‘was ontbrand’.  Ook in vs. 1 van dit hoofdstuk lezen wij |וַתִּבְעַר| d.w.z. ‘wa-tiḇʿar’ d.w.z. ‘en het ontbrandde’, d.w.z. het vuur van de HEERE. Het gaat om het Hebreeuwse werkwoord |בָּעַר| (‹bāʿar - H1197›) dat 94 keer in het OT voorkomt, verdeeld over 90 verzen. 

H1203

Beëstera

H1218

Bozkat  2 x

H1223

H1224

De Hebreeuwse naam |בָּצְרָה| (‹Bosrah - H1223, H1224›) is de naam van de hoofdstad van Edom, die 9 keer in het OT genoemd wordt nl. in Gen. 36:33; Jes. 34:6; 63:1; Jer. 48:24; 49:13, 22, Amos 1:12 en Mi. 2:12, 13 en geschreven wordt als ‘Bozra’. Er zijn vertalingen zoals de Griekse LXX, de Aramese Peshitta, de Arabische Van Dycke, de Engelse NET Bible en ook de Targum, die het Hebreeuwse woord in Mi. 2:12 opvatten als een stal of een schapenkooi. Veel andere vertalingen kiezen echter consequent voor ‘Bozra’. Qua spelling is er geen verschil in het Hebreeuws en waarom de Targum en de LXX voor ‘schapenkooi’ of ‘stal’ kiezen in afwijking van de 8 andere keren dat men bij exact hetzelfde Hebreeuwse woord vertaald als ‘Bozra’ zijn ons niet bekend. Voor de strekking van de betekenis van het vers is deze kwestie verder ook niet zo belangrijk. Uit de uitdrukking ‘als de schapen van Bozra’ in Jes. 24:6 leiden we af dat het aantal schapen in Bozra in Edom erg groot was. In Jesaja gaat het om een grote slachting van het volk van Edom, afgebeeld als een slachting van het overvloedige kleinvee. Voor Bozra zie: Gen. 36:33; Jes. 34:6; 63:1; Jer. 48:24; 49:13, 22, Amos 1:12 en Mi. 2:12, 13. 

H1260

[‘Bered’] - dat is ‘hagel’ (‹H1260›).  

H1268

Berotai 2 Sm. 8:8 - Berota Ez. 47:16

H1273

Barhumiet

H1298

[‘Bera’] - deze naam betekent misschien ‘in slechtheid’ of: ‘zoon van het kwaad’ (‹H1298›).   

H1306

[‘Birsa’] - deze naam betekent mogelijk ‘in ongerechtigheid’ of: ‘zoon van ongerechtigheid’ (‹H1306›).   

H1315

[‘Basmat’] - d.w.z. ‘welriekend’ of: ‘parfum’ (‹H1315›).     

H1328 

Betuël - de mannelijke Hebreeuwse naam komt 10 keer in het OT voor, verdeeld over 10 verzen. De eerste keer in Gen. 22:22, de 9e keer in Gen. 28:5 en de 10e en laatste keer in 1 Kr. 4:30.  |בְּתוּאֵל|  

De naam betekent: ‘het wachten van God’ 

H1329

Betul - Joz. 19:14

H1338

[‘Bitronravijn’] - het Hebreeuwse woord |הַבִּתְרוֹן| (‹ha-b·biṯrōn - H1338›) komt alleen in dit vers in de Bijbel voor. Het zou zijn afgeleid van het werkwoord |בָּתַר| (‹batar›) dat ‘verdelen’ of: ‘doorsnijden’ betekent. Volgens K&D gaat het om de eigennaam van een gebied (‹niet van een stad›), dat als kenmerk heeft dat het landschap in tweeën is gedeeld ofwel doorsneden is (‹zie ook Hgld. 2:17›). Men komt dan al vlug uit op de idee van een ravijn die uit de Vlakte van de Jordaan naar Mahanaïm zou leiden. Er is ook een opvatting als zou de uitdrukking betekenen ‘zij liepen heel de ochtend door’ (‹W.R. Arnold›), maar deze vertaling vindt weinig acceptatie, ook niet in de NET Bible, waar deze opvatting kort wordt besproken.  

H1339

[‘Bat-Seba’] - deze naam betekent ‘dochter van een eed’ (‹H1339›). De naam komt 22 keer in het OT voor verdeeld ver 11 verzen.  |בַּת־שֶׁבַע|  

H1403

[‘de man Gabriël’] - dat is: ‘de man van God’ (‹H1403›). Dus er staat letterlijk: ‘de man Man-van-God’. In het Hebreeuws is het eerste woord ‘man’ (‹‘īš’ -  H376›) het algemene woord dat ook kan staan voor ‘mens’, terwijl het tweede woord ‘Man’ (‹geḇer - H1397›) duidt op de man in zijn mannelijkheid, eventueel ‘de dappere held’.  Voor beide woorden zie Strongnummer H376 en H1397 in de Hebreeuwse Woordenlijst.  

H1410

[‘Gad’] - de Hebreeuwse klank van deze naam (‹H1410›) is terug te vinden in de klank van de Hebreeuwse woorden voor ‘bende’ en ‘aanvallen’ in het eerste deel van het vers en ook in het Hebreeuwse woord voor ‘(‹op de hielen›) zitten’ d.w.z. ‘achtervolgen’ in het tweede deel van dit vers. In het Nederlands komt deze woordspeling niet tot uitdrukking.     

H1436

Gedal-Jahoe

H1450

Gederot 2x

H1453

Gederotaïm 1 x

H1521

[‘Gihon’] - in de Septuaginta treffen wij dezelfde naam aan. Men heeft wel gedacht dat de Gihon (‹H1521›) een andere naam was voor de Nijl (‹o.a. Flavius Josephus›). De in Egypte samengestelde Griekse vertaling van het OT, de Septuaginta (‹LXX›), heeft hier echter niet met ‘Nijl’ vertaald. De betekenis van de naam Gihon zou zijn: ‘uitbreken’, ‘uitbarsten’ of: ‘gutsen’. 

H1527

H1527 2 x Ginat 1 Kn. 16:22

H1553

Gelilot 1 x Joz. 18:17

H1555

Goliat - 5 x

H1567

[‘Gilead’] - dat is Hebreeuws voor ‘steenhoop van de getuigenis’ (‹H1567›). 

H1573

[‘rieten mandje’] - of: ‘biezen mandje’, of: ‘biezen kistje’ (‹tēḇaṯ - H1573, gomeʾ - H8392›). In het Hebreeuws wordt hetzelfde woord voor de kistvormige ark van Noach gebruikt. Het rieten mandje kan er heel goed als een klein kistje uit hebben gezien. Zie ook de noot bij Gen. 6:4. De gebruikte rietsoort is papyrus, ook in Jes. 18:2. Het Hebreeuwse woord voor ‘de Kist van de Getuigenis’, vaak ook vertaald met ‘Ark van de Getuigenis’, is een ander woord nl. |אֲרֹן הָעֵדֻת| (‹ʾăron hā-ʿāḏūṯ - H727›). Dit woord ‘kist’ zou afgeleid zijn van een Hebreeuws werkwoord dat ‘verzamelen’ of: ‘bijeenbrengen’ betekent

H1586

[‘Gomer’] - ‘volmaakt’ of: ‘compleet’ (‹H1586›). De naam is afgeleid van een werkwoord dat vijf keer in het OT voorkomt en wel in Ps. 12:2; 77:9; 138:8; 7:10; 57:3. Het werkwoord heeft als grondbetekenis ‘voltooien’ of: ‘afmaken’, maar kan ook verband houden met ‘plotseling stoppen’ of: ‘tot stilstand komen’. 

H1592

Genubat slechts 2x nl. in 1 Kn.  11:20

H1622

[‘Girgasiet’] - voor meer info, zie H1622 in de Hebreeuwse Namenlijst.      [‘Jebusiet’] - voor meer info, zie H2983 in de Hebreeuwse Namenlijst. 

H1639

[‘Ekronieten’] - een inwoner van de stad Ekron (‹H6139›). De Hebreeuwse naam is afgeleid van de naam van de stad |עֶקְרוֹן| (‹ʿeqrōn - H6138›) die 22 keer in het OT voorkomt, verspreid over 22 verzen. De naam is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord |עָקַר| (‹ʿāqar - H6131›) dat ‘ontwortelen’ of ‘uitrukken’ betekent. De Niphal van het werkwoord vinden wij in Zef. 2:4 met als betekenis ‘ontworteld worden’. De Piël van het werkwoord komen wij tegen in Joz. 12:6, 9, 2 Sm. 8:4, 1 Kr. 18:4 en staat voor het doorsnijden van de pezen van de paarden. De betekenis van de naam ‘Ekron’ is bijgevolg ‘uitroeiing’ of ‘verdelging’ of ‘ontworteling’. Het is één van de vijf noordelijke steden van de Filistijnen. De stad werd bij de inname van het land onder Jozua eerst toegewezen aan de stam Juda (‹zie Joz. 15:45›) en later aan de Danieten (‹zie Joz. 19:43›). 

H1642

[‘Gerar’] - dat is ‘verblijfplaats voor gasten’ (‹H1642›).  

H1647

[‘Gersom’] - de Hebreeuwse naam |גֵּרְשֹׁם| (‹gēršom - H1647›) betekent ‘vreemdeling daar’ of ‘verdrevene’. De naam hangt samen met het Hebreeuwse werkwoord |גָּרַשׁ| (‹gāraš - H1644›) dat als eerste betekenis heeft: ‘wegjagen’ of ‘verdrijven’, want Mozes was als het ware weggejaagd uit Egypte. Maar de tekst laat ook zien dat Mozes bij de naamgeving van zijn zoon vooral een samenhang bedoelde met het Hebreeuwse mnl. znw. |גֵּר| (‹gēr - vreemdeling - H1616›), dat is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord |גּוּר| (‹gūr - H1481›), dat als eerste betekenis heeft ‘als vreemdeling ergens verblijven’, namelijk door van de weg af te wijken en ergens een verblijfplaats voor de nacht te zoeken. De uitleg van de betekenis van deze naam lezen wij ook in Ex. 18:2. De naam Gersom komt 8 keer in het OT voor. Alleen in 1 Kr. 5:7 staat er weliswaar de naam ‘Gersom’ met een ‘m’ als laatste letter, maar in werkelijkheid gaat het om ‘Gerson’ met een ‘n’ als laatste letter, de zoon van Levi, en in Ezra 8:2 gaat het om een zoon van Pinehas, in alle 6. andere gevallen gaat het om Gersom, de zoon van Mozes. We moeten deze naam niet verwarren met de naam Gerson met een ‘n’ i.p.v. een ‘m’ aan het eind (‹H1648›) die 17 keer in het OT voorkomt verdeeld over 17 verzen, ook al heeft die vrijwel dezelfde betekenis. Het woord ‘vreemdeling’ wordt in het OT vaak gecombineerd met het Hebreeuwse mnl. znw. |תּוֹשָׁב| (‹tōšāḇ - H8453›) dat ‘bijwoner’ betekent b.v. ‘wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor uw aangezicht’ in 1 Kr. 29:15. Dat woord komt 14 keer in het OT voor, verdeeld over 13 verzen

H1648

[‘Gerson’] - de Hebreeuwse naam |גֵּרְשׁוֹן| (‹gēršōn - H1648›) komt 17 keer in het OT voor, verdeeld over 17 verzen. Hoewel een Leviet, dienen wij deze Gerson niet te verwarren met de naam Gersom (‹H1647›), de zoon van Mozes. De naam betekent ‘vreemdeling’ of ‘banneling’ of ‘verbannene’ en is vrijwel gelijk aan de betekenis van de naar ‘Gersom. Zie daarom ook H1647. 

H1662

Gat-Hefer

H1664

[‘Gittaïm’] - dat is ‘twee wijnpersen’ (‹H1664›).   2 Sm. 4:3

H1667

Gat-Rimmon

H1687

[‘binnen[(zaal)]’] - het Hebreeuwse woord |דְּבִיר| (‹dbīr - H1687›) vinden we, behalve in Ps. 28:2, alleen in de boeken Koningen en Kronieken. In de psalm is het de plaats waarheen de psalmist zijn handen in het gebed uitstrekt. Het woord staat voor het Allerheiligste, ook wel het Heilige der Heiligen genoemd. Taalkundig gezien heeft het woord de betekenis van ‘wat achter is’, dus in dit verband is de vertaling ‘achter(‹zaal›)’ geschikt, maar omdat dat in het Nederlands ook de betekenis van ‘minder belangrijk’ kan oproepen, is gekozen voor de vertaling met ‘binnenzaal’. Vergelijk het Arabische |||دَبَرَ||| en de uitdrukking ‘mudbiran wa muqbilan’ (‹|||مُدْبِراً و مُقْبِلاً||| - ‘van achter en van voren’›).  

H1689

Diblat  1x in 1 Kn. 6:14

H1705

Dobrat 3 x



H1708

Dabbaset

H1712

[‘Dagon’] - de naam |דָּגוֹן| (‹dāgōn - H1712›) Dagon komt 9 keer in het OT voor, verdeeld over 9 verzen. Het is de afgod van de Filistijnen en de naam ‘Dagon’ betekent ‘grote vis’. 

H1835

[‘Dan’] - deze naam betekent ‘rechter’ (‹H1835›) en de klank van deze naam worden direct herhaald in het werkwoord ‘rechtspreken’ dat op de naam volgt. 

H1838

[‘Dinhaba’] - de naam van deze Edomitische stad betekent volgens Gesenius ‘plaats van plunderaars’ of ‘rovershol’ (‹H1838›), maar . In de Aramese Peshitta is de naam ‘Dayhaḇ’.

H1840

‘Daniël’] - de naam Daniël (‹H1840›) komt in 71 verzen in het OT voor en in 2 verzen in het NT. Er zijn 3 personen in de Bijbel met deze naam: (‹1›) de eerste zoon van David, die ook wel Chileab wordt genoemd (‹zie 1 Kr. 3:1 en 2 Sm. 3:3›),  (‹2›) de schrijver van het boek Daniël, in 65 van de 71 verzen in het OT, (‹3›) een persoon onder de tweede groep ballingen die terugkeerden (‹Ezra 8:2›), (‹4›) in Nehemia 10:7 is ook sprake van een Daniël, waarvan het niet zeker is of hij dezelfde is als die in Ezra 8:2. 

–In Ez. 28:3 wordt de naam ook genoemd, maar zonder de ‘yod’, dus ‘Danel’, maar het is vrijwel uitgesloten dat het een andere persoon zou zijn dan de schrijver van het boek Daniël. De naam heeft twee delen nl. ‘dan̄i’, dat is ‘mijn rechter’ en ‘ēl’ is ‘God’. Deze naam (‹H1840›) betekent dan ook ‘God is mijn rechter’, of, wanneer men de naam opvat als een bezitsconstructie, ‘rechter van God’ (‹Gesenius & Jones›).

H1885

[‘Datan’] 

H1886

[‘Dothan’] - de eerste keer letterlijk: ‘Ḏoṯāynāh’ en vervolgens ‘Ḏoṯān’ (‹H1886›), twee varianten van dezelfde naam. Vgl. Efron in 1 Kr. 13:19 met Efrajin. Dothan ligt iets ten noorden van Samaria. De naam komt uit het Chaldees en betekent ‘twee putten’. 

H1893

[‘Abel’] - deze naam betekent ‘adem’, ‘mist’, ‘damp’, ‘vergankelijkheid’ (‹H1893›). Het voortijdige einde van deze tweede zoon van Adam en Eva klinkt in deze naam door.      

H1909

[‘Hadad-Ezer’] - de naam betekent ‘degene die Hadad helpt’, d.w.z. ‘degene die door Hadad geholpen wordt’ ofwel ‘Hadad is mijn hulp’ (‹H1909›). 

H2065

[‘mooi geschenk’] - letterlijk: ‘goed geschenk’, in het bijzonder ‘een bruidsschat’ (‹|זֵבֶד| - zēḇeḏ - H2065›), het geschenk van de bruidegom voor de bruid. Het woord komt alleen in dit vers in het OT voor, hoewel vele namen in het OT wel opgebouwd zijn uit dezelfde taalkundige wortel van dit woord b.v. Elzabad, Jehozabad, Jozabad, Zabad, Zabbud, Zabdi, Zabdiel, Zabud, Zebadiah, Zebedee and Zebidah, maar niet Zebulon. 

H2074

[‘Zebulon’] - het HAW Theological Wordbook of the Old Testament vermeldt dat er in het Akkadisch een woord ‘zubullu’ is dat ook ‘bruidsschat’ betekent. Het lijkt erop dat op één of andere manier het woord ‘zebed’ (‹bruidsgift›) en het werkwoord ‘zabal’ (‹’verheerlijken’ of ‘eren’›) in de naam Zebulon (‹H2074›) met elkaar verbonden worden. Het Hebreeuwse werkwoord |זבל| (‹zabal›) betekent ‘verheerlijken’ of: ‘eren’.  In het OT wordt dit werkwoord echter alleen in dit vers gebruikt en we zijn daarom aangewezen op de in het OT aanwezige afgeleide vormen van dit woord m.n. het woord ‘zebul’ dat ‘woning’ betekent. (‹zie 1 Kn. 8:13, Ps. 49:14, Jes. 63:15 en Hab. 3:11. Het laatste vers houdt mogelijk verband met de gebeurtenissen in Joz. 10:12›). Door het woord ‘woning’ te verbinden met de betekenis van het werkwoord ‘zabal’ (‹verheerlijken of eren›) komen we uit op ‘heerlijke woning’ of: ‘verheerlijkte woning’ als betekenis van de naam Zebulon. Zie ook de noot bij 1 Kn. 16:31 over de naam Izebel. 

H2099

[‘Ziv’] - dit wil zeggen ‘pracht’ (‹H2099›), nl. de pracht van de opbloeiende natuur in deze tweede maand van het Joodse religieuze jaar. De rabbijnen brengen het ook wel in verband met de glans van de nieuwe maan van April tot Mei.  

H2120

Zohelet 1 x  1 Kn. 1:9. |זֹּחֶלֶת|  slang

H2148

[‘Zacharia’] - voluit: ‘Zᵉḵar-Jāẖū’ (‹H2148›). De naam betekent ‘aan wie God denkt’. 

H2216

[‘Zerubbabel’]  - de naam |זְרֻבָּבֶל| (‹zrūbāḇel - H2216›) betekent waarschijnlijk ‘gezaaid in Babel’, d.w.z. ‘geboren in Babel’ |זְרוּעַ בָּבֶל| (‹zrūʾa bāḇel›). De naam is een samenstelling van |זָרַב| (H2215) en |בָּבֶל| (H894). De naam komt 21 keer in het OT voor. Zerubbabel is dezelfde persoon als Sesbazzar (‹H8339›) in Ezra 1:8, 11 en die als betekenis heeft ‘aanbidder van vuur’ en die dus duidelijk zijn Babylonische naam is. 

H2275

[‘Hebron’] - dat is ‘verbonden zijn’ of: ‘samenvoeging’  (‹H2275›).

H2294

Haggit 5 x  1Kn. 1:5  |חַגִּית| (‹ḥagīt›) De naam betekent ‘feestelijke’. 

H2313

[‘Hiddekel’] - de naam van deze rivier komt alleen in Gen. 2:14 en in Dan. 10:4 voor. Men veronderstelt, dat deze rivier dezelfde is als de ‘Tigris’. De rivier die we nu kennen als de Tigris, heeft in verschillende talen een heel anders klinkende naam. In sommige talen komt deze naam heel dicht bij (‹b.v. in het Arabisch: Hiddeqel›), maar in Dan. 10:4 wordt de naam in het Aramees opeens vertaald met ‘Dajla’, wat betekent ‘de bedrieglijke’ of: ‘verraderlijke’. De betekenis van de Hebreeuwse naam is ‘snel’ of: ‘heftig’ (‹H2313›).   

H2369

H2368

[‘Hotam’] - de Hebreeuwse mannelijke eigennaam |חוֹתָם| (‹hotam - H2369›) komt 2 keer in het OT voor nl. in 1 Kr. 1:32 en 1 Kr. 11:44. De betekenis van de naam is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord |חָתַם| (‹ḥāṯam -  H2856›) dat 27 keer in het OT voorkomt, verdeeld over 24 verzen en als eerste betekenis ‘verzegelen’ of ‘een zegel zetten’ heeft. De naam ‘Hotam’ betekent dan ook ‘zegel’ of ‘zegelring (‹zie ook H2368 - 14 keer verdeeld over 13 verzen in het OT›). 

H2341

[‘Amoriet’] - voor meer info, zie H567 in de Hebreeuwse Namenlijst.  

H2396

[‘Hizkia’] - eigenlijk: ‘Ḥizki-Jāẖū’. Deze naam betekent ‘de HEER is mijn kracht’ (‹H2396›). Gesenius echter duidt de betekenis als ‘de macht van de HEER’. 

H2494

[‘Chelem’] - d.w.z. ‘droom’ (‹H2494›). Het is kennelijk een andere naam voor Cheldai, genoemd in vs. 10.

H2520

Helkat

H2521

[‘Chelkat-ha-Zurim’] - letterlijk: ‘veld van de zwaarden’ (‹H2521›). Waarschijnlijk duidt het woord ‘zwaarden’ op  een soort dolken van steen, omdat de wortel van het woord verband houdt met ‘rots’ en ‘steen’, maar ook met ‘scherp zijn’ (‹Gesenius›). 

H2526

[‘Cham’] - dat is ‘heet’ of: ‘warm’ (‹H2526›).   

H2544

[‘Hemor’] - het Hebreeuwse woord |חֲמוֹר| (‹hamōr - H2544›) betekent ‘ezel’. 

H2574

Hamat

H2575

Hammat 1x

H2576

Hammot-Dor 1 x

H2578

Hamat-Zoba

H2581

[‘Chen’] - d.w.z. ‘genade’ (‹H2581›). K&D menen dat de naam verwijst naar de gastvrije houding van Josia, de zoon van Zefanja (‹die in vs. 10 genoemd wordt›), om de mannen uit Babel in zijn huis te ontvangen.  

H2585

[‘Henoch’] - dat is ‘toegewijde’ of: ‘ingewijde’ (‹H2585›). Het woord houdt verband met een Hebreeuws werkwoord (‹H2596›), dat ‘inwijden’ of: ‘toewijden’ of: ‘aanstellen’ betekent. K&D menen dat de naam verband houdt met de plannen van Kaïn om herstel in zijn eigen leven te brengen en zich daaraan toe te wijden. De bouw van de stad zou dan dienen om het eigen bestaan vorm te geven en men kan hier terecht een vorm van opstandigheid tegenover God inzien omdat God juist opdracht had gegeven om zich over de aarde te verspreiden (‹Gen.1:28›).   


[‘Hanoch’] - zie ‘Henoch’  bij Gen. 4:17 (‹H2585›)

H2596

Het woord houdt verband met een Hebreeuws werkwoord (‹H2596›), dat ‘inwijden’ of: ‘toewijden’ of: ‘aanstellen’ betekent. 

H2352, H2356

H2752

Het Hebreeuwse woord חוֹר (‹H2352 en H2356›) staat voor ‘grot’. De hiervan afgeleide naam ‘Horiet’, met als meervoud ‘Horieten’, betekent ‘grotbewoner’ (‹H2752›). Het volk woonde in het bergland met zijn steile hellingen en vele grotten, dat later Edom zou heten (‹zie Dt. 2:12, 22›) en dat gelegen is ten oosten van de zgn. ‘Arabah’, de Vlakte die loopt van de zuidelijke uitloper van de Dode Zee tot aan Eilat. Het bekende Petra, het vroegere Sela’a, de hoofdstad van Edom in de Wady Musa (‹de beek van Mozes›) laat zien hoe passend deze naam was, want deze stad is volledig in noot Neh. 12:26de rotsen gebouwd en verscholen.

H2608

[‘Hanan-Jah’] - deze naam (‹H2608›) bestaat uit twee delen nl. ‘Hij was genadig’ of ‘Hij ontfermde zich’ en de uitgang ‘Jah’, de verkorte vorm ‘HEER’ van HEERE’ (‹Jahweh›). De naam betekent dan ook ‘door God begenadigde’ of:‘over wie de HEER zich ontfermt’. In Jer.  28:1 vinden wij een valse profeet, een tijdgenoot van Jeremia, met dezelfde naam.       [‘Misaël’] - deze naam (‹H4332›) komen we in het OT ook tegen als één van de zonen van Uzziël (‹Ex. 6:22 en Lev. 10:4›) en bij een terugkerende balling (‹Neh. 8:4›). De naam heeft drie delen nl. ‘wie’ (‹‘mi’›) en ‘als’ (‹sa’›) en ‘God’ (‹‘el’›) en de naam betekent dus ‘Wie is als God!’ 

H2615

Hannaton - Joz. 19:14

H2688

[‘Hazezon-Thamar’] - dat is ‘het snoeien van de palm’ (‹H2688›). 

H2696

[‘Hezron’] - dat is ‘omringd door een muur’ of: ‘ingesloten’ (‹H2696›).  

H2698

[‘Hazerot’] - dat betekent ‘nederzetting’ of: ‘vestigingsplaats’ (‹H2698›). In de naam zit de betekenis van ‘afgeschermd zijn’, dus zou het neerkomen op een nederzetting met een omheining.   De naam komt 5 keer in het OT voor, verdeeld over 5 verzen, 4 keer in Numeri en 1 keer in Dt. 1:1. 

H2700

Hazarmavet 2 x

H2722

[‘Horeb’] - sommigen nemen aan dat de Hebreeuwse naam |חֹרֵב| (‹horeb - H2722›), die 17 keer in het OT voorkomt, verdeeld over 17 verzen, voor de naam van een bergketen staat, waarvan de berg Sinaï deel uitmaakt. Anderen menen dat de Horeb de berg was, die noordelijk ten opzichte van de voet van de berg Sinaï lag. De betekenis van de naam is ‘droog’ of ‘verlaten’ of ’verwoest’.  

H2800

Haroset-ha-Gojim 3 x in Ri. 4:2, 13, 16. 

H2802

[‘Cheret’] - de naam betekent  ‘kaphout’ (‹H2802›). Het werkwoord waarvan het is afgeleid, is |חָרַת| (‹ḥāraṯ - H2801›) dat in het OT alleen voorkomt in Ex.32:16 in verband met Gods schrijven (‹graveren›) op de stenen tafelen. Dit werkwoord wordt wel als een synoniem beschouwd van |חָרַשׁ| (‹ḥāraš - H2790›) met het daarvan afgeleide woord |חֹרֶשׁ| (‹ḥoreš - H2793›) voor ‘bos’ of: ‘dicht bos’ of: ‘woud’. 

H2843

Husatiet - 5 verzen

H2850

[‘Hethiet[(en)]’] - er zijn opgravingen gedaan in Bogazkoy in Turkije (‹Anatolië›) waarbij resten van de stad Hattusa zijn aangetroffen, dat ooit de hoofdstad van het rijk van de Hethieten was, Zij heersten in Anatolië en Noord-Syrië. Ze zouden al rond 1700 v. Chr. in het gebied zijn gaan wonen. Bij de archeologische vondsten, zijn ruim 10.000 beschreven klei-tabletten aangetroffen. De stad Hattusa zou rond 1190 v. Chr. zijn verwoest. De naam van dit volk valt onder Strongnummer H2850. Zie de Hebreeuwse Namenlijst.    

H2856

[‘Hotam’] - de Hebreeuwse mannelijke eigennaam |חוֹתָם| (‹hotam - H2369›) komt 2 keer in het OT voor nl. in 1 Kr. 1:32 en 1 Kr. 11:44. De betekenis van de naam is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord |חָתַם| (‹ḥāṯam -  H2856›) dat 27 keer in het OT voorkomt, verdeeld over 24 verzen en als eerste betekenis ‘verzegelen’ of ‘een zegel zetten’ heeft. De naam ‘Hotam’ betekent dan ook ‘zegel’ of ‘zegelring (‹zie ook H2368 - 14 keer verdeeld over 13 verzen in het OT›). 

H2875

Tebah (‹H2875›), Gaham  (‹H1514›), Tahas  (‹H8477›)

H2888

Tabbat

H2955

[‘Tafat’] - H2955. 1x in 1 Kn. 4:11

H2970

Jaäzan-Jahoe

H2977

[‘Josia’] - voluit: ‘Jōši-Jāhū’, d.w.z. ‘die de HEERE geneest’ (‹H2977›). 

H2983

[‘Jebusiet’] - voor meer info, zie H2983 in de Hebreeuwse Namenlijst. 



H2989

[‘Jabal’] - de naam betekent ‘rivier’ of: ‘waterstroom’ (‹H2989›) of ‘voort

H2999

[‘Jabbok’] - dat is ‘zich ontledigen’, ‘zich uitgieten’ (‹H2999›). Er is in het Hebreeuws ook een klankovereenkomst met het woord ‘worstelen’ in Gen. 32:34, 35.    

H3026

[‘Jegar-Sahaduta’] - dat is Aramees voor ‘steenhoop van de getuigenis’ (‹H3026›). Deze woorden zijn het oudste bewijs voor het feit dat in Mesopotamië in de tijd van de aartsvaders Aramees of Chaldees gesproken werd en Hebreeuws in Kanaän, aldus K&D. Het Hebreeuws zou dus wel eens de oorspronkelijke taal van Kanäan geweest kunnen zijn.  

H3038

Jedutun - |יְדוּתוּן|  deze naam komt 20 keer voor in het OT, verdeeld over 14 verzen. De betekenis van de mannelijke naam is ‘de lovende’ of ‘de prijzende’.  Alleen in 1 Kr 16:38 is de spelling ‘Jeditun’ en betreft het ook een andere persoon.

[‘Jeditun’] - de spelling verschilt met één letter van Jedutun in vs. 41, 42. Het gaat om twee verschillende personen nl. (‹a›) Jeditun, de vader van Obed-Edom, die behoorde tot de Korachieten (‹zie 1 Kr. 26:4›)  en (‹b›) Jedutun (‹dat is dezelfde als Ethan›) de leider van de zang en muziek naast Asaf en Heman, die behoorde tot de Merarieten (‹zie de noot bij 1 Kr. 25:1›). In 1 Kr. 26:4-8 vinden we dat het aantal poortwachters dat tot de zonen van Obed-Edom behoort, tweeënzestig bedraagt, wat niet overeenstemt met het aantal ‘achtenzestig’ van dit vers. Er blijft zo onzekerheid wat hier precies aan de hand is. 

[‘Onder leiding van Jedutun’] - of: ‘op de wijze van’. Wij komen de naam Jedutun in de psalmen tegen in Ps. 39:1, Ps. 62:1 en Ps. 77:1. De uitdrukking ‘Voor Jeddutun’ of ‘Op Jedutun’, de laatste vertaald  als ‘onder leiding van Jedutun’ komen wij ook tegen in 1 Kr. 16:38 en Neh. 11:17 en wel als ‘Jeditun’ en altijd met de Qere ‘Jedutun’ erachter, die makkelijker uit te spreken is en die alleen in Ps. 62:1 in de grondtekst staat. De vormen komen resp. van |ידוּת| en |ידית| (‹Jedut en Jedit›). Het is de naam van één van de drie koorleiders van David naast Asaf en Heman (‹zie 1 Kr. 16:41, 2 Kr. 5:12; 35:15, Ps. 25:1›) en het gaat ongetwijfeld om dezelfde persoon als Ethan, de zoon van Kusaja in 1 Kr. 15:17, een naam die veranderd wordt na de maatregelen in Gibeon (‹zie 1 Kr. 16:38, 41, 42›). Hij is de persoon aan wie het lied werd gegeven om er de muziek voor te maken. Het feit dat wij in Ps. 62:1 en Ps. 77:1 het voorzetsel |על| (‹ʿal›) i.p.v. |ל| (‹le/li›) wordt gevonden, is hier niet mee in tegenspraak. Het eerste voorzetsel (‹ʿal›) wordt gebruikt wanneer hem wordt opgedragen om de voordracht van de psalm te verzorgen. Het voorzetsel (‹le/li›) wordt gebruikt wanneer de psalm hem wordt gegeven om er de muziek bij te maken of anders ten behoeve van de uitvoering zonder dat hij daarbij de uitvoering zelf leidt (‹K&D›)

H3041

[‘Jedid-Jah’] - dat is ‘de geliefde van JᵃHWᵉH’ (‹H3041›). 

H3059

[‘Joahaz’] - voluit: ‘Jᵉho-Āḥāz’ (‹H3059›). 

H3060

[‘Joas’] - letterlijk: ‘Jaho-As’. De naam betekent waarschijnlijk ‘door God gegeven’ (‹H3060›). Soms ook kortweg ‘Joas’ (‹H3101›) genoemd. In 2 Kn. 13:10 lezen wij, dat tegen het eind van zijn regering in het noordelijke 10-stammenrijk van Israël ook een Joas (‹ook wel ‘Jaho-As’ genoemd›) koning werd. De beide koningen regeren enige jaren tegelijkertijd, de een in het twee-stammenrijk en de andere in het noordelijke 10-stammenrijk. 

H3063

[‘Juda’] - in het Hebreeuws klinkt de naam als ‘Jahoeda’ d.w.z. ‘God zij gedankt’ of: ‘God zij geprezen’ (‹H3063›). De naam bestaat uit twee componenten nl. (‹1›) de naam van de Heere ‘Jah’ en (‹2›) het werkwoord ‘danken’ of: ‘prijzen’ dat ook de betekenis kan hebben van ‘zonde belijden’ (‹zie de noot bij Lev. 16:21›). Als we de letter ‘d’ uit de naam halen, blijven de letters van de naam van de HEERE over: JᵃHWᵉH. 

H3077

[‘Jehojada’] - letterlijk: ‘Jaho-Yada’ (‹H3077›) d.w.z ‘de HEERE kent (‹hem›)’. Gesenius ‘Degene voor wie de HEERE zorgt’.  

H3079

[‘Jojakim’] - letterlijk: ‘Jaho-Jakim’. De naam betekent: ‘Die de HEERE doet opstaan’ of ‘die de HEERE overeind doet staan’ of ‘die de HEERE rechtop zet’ (‹H3079›).

H3082

[‘Jonadab’] - letterlijk: ‘Jeho-Nadab’, dat is ‘De HEERE is welwillend’ of: ‘De HEERE is mild’ (‹H3082›).

H3083

Jonatan

H3088

[‘Joram’] - letterlijk: ‘Jehō-Rām’ d.w.z. ‘De HEERE is verheven’ (‹H3088›).

H3089

[‘Joseba’] - voluit: ‘Jahoe-Sheba’ met als betekenis ‘de HEERE heeft gezworen’ of: ‘die bij de HEERE gezworen heeft’ (‹H3089›). In 2 Kr. 22:11 staat de naam in het Hebreeuws iets anders gespeld (‹H3090›). 

H3091

(zie ook H3442)



[Jozua’] - deze Hebreeuwse naam komt in 218 verzen in het OT van de EBV voor. 

In 188 ? verzen is de naam vertaald als ‘Jozua’, dat is Jozua de zoon van Nun, de trouwe metgezel van Mozes en de leider van de verovering van het land Kanaän. In Dt. 32:44 wordt hij één keer Hosea, de zoon van Nun genoemd. 

–Onder Strongnummer H3091 komt de naam van Josua, de zoon van Jozadak,  11 keer in het OT voor, 5 keer voor in het boek Haggaï en 7 keer in het boek Zacharia van de EBV, onder Strongnummer H3091. In het Hebreeuws is de naam dan langer gespeld nl.  |יְהוֹשֻׁעַ| (‹jᵉẖūšūʾa). 

–In 1 Sm. 6:18 (‹H3091›) hebben wij deze naam één keer gespeld als ‘Yahoe-Shua’, omdat het niet om Jozua, de zoon van Nun gaat en ook niet om Josua, de zoon van Jozadak. 

–In 1 Sm. 6:18 (‹H3091›) hebben wij deze Hebreeuwse naam één keer gespeld als ‘Yahoe-Shua’, omdat het niet om Jozua, de zoon van Nun gaat en ook niet om Josua, de zoon van Jozadak. 

–Zie verder H3091 en H3442 in de Hebreeuwse Namenlijst. 

H3096

Jahza  9 x

H3269

[‘Jaäzi-Jahoe’] - d.w.z. ‘aan wie de HEER kracht of troost geeft’ (‹H3269›). –De naam van Jaäzi-Jahoe komt hier eigenlijk uit het niets aanzetten en stelt vele commentatoren voor vragen. Men denkt wel dat de verzen 26 en 27 latere invoegingen zijn. In 1 Kr. 6:29 lezen we over een nakomeling van  Mahli die Uzza H5810›) heet, een naam die taalkundig gezien wel wat overeenkomst heeft met ‘Jaäzi-Jahoe’, maar we kennen geen commentaar dat deze mogelijkheid bespreekt.  

H3317

Jiftah-El

H3412

Jarmut 7 verzen

H3442

(zie ook H3091)

[‘Josua’] - de Hebreeuwse naam onder Strongnummer H3442 die 30 keer in het OT voorkomt, is gespeld als |יֵשׁוּעַ| (‹yēšūʿa›). In 10 gevallen gaat het om Josua, de zoon van Jozadak: Ezra 2:2; 3:2, 8; 4:3; 5:2; 10:18; Neh. 7:7; 12:1, 7, 26.

–In Neh. 8:17 is het één keer de korte naam van Jozua, de zoon Nun, die Israël het land Kanaän binnenleidde. 

–De overige 19 keer dat deze naam in het OT voorkomt, hebben wij de naam gespeld als ‘Jesua’. In de meeste gevallen gaat het om een priester:  1 Kr. 24:11, Kr. 31:15; Ezra 2:6, 36, 40; 3:9; 8:33; Neh. 3:19, 7:11, 39, 43; Neh. 8:7; 9:4, 5; 10:10; 11:26 en Neh. 12:8, 10, 24. 

H3106

[‘Jubal’] -  volgens Gesenius betekent de naam ‘rivier’ of: ‘vochtig land’, maar het zou ook ‘geluid’ of: ‘klank’ (‹H3106›) kunnen betekenen volgens K&D. De naam zou verband houden met het Hebreeuwse werkwoord |יָבַל| (‹yāḇāl - H2986›) dat 18 keer in het OT voorkomt, verdeeld over 18 verzen. Het werkwoord betekent allereerst (‹in de Qal›) ‘stromen’, of ‘vloeien’ in het bijzonder ‘krachtig’ of zelfs nog sterker ‘met geweldige kracht stromen’, zodat het woord ‘vloed’, |מַבּוּל| (‹mabūl - H3999›), ervan is afgeleid. Maar mogelijk wordt daarbij vooral gedacht aan de wind, de storm en het blazen op blaasinstrumenten zoals de lier en de fluit. 

H3115

[‘Jochebed’] - dat is ‘de HEERE is heerlijkheid’ of: ‘degene van wie de heerlijkheid in de HEERE is’ (‹H3115›).   

H3157

[‘Jizreël’] - de naam betekent:  ‘God zal verstrooien’ of: ‘God zaait’, ofwel ‘de arm van God’ (‹H3157›). 

H3169

[‘Hizkia’] - voluit: ‘Jehizki-Jahoe’. De naam betekent ‘God heeft mij sterk gemaakt’ (‹H3169›). 

H3193

Jotbata 3x Num. 32:  33:33, 34 en Dt. 10:7

H3198

Jahat 7 x in OT over 7 verzen 1 Kr. 4:2; 6:5, 28; 1 Kr. 23:10, 11; 24:22; 2 Kr. 34:12

H3199

[‘Jachin’] - dat is ‘die door God wordt gesterkt’ of: ‘God bevestigt’  (‹H3199›).  

H3203

[‘Jecholia’] - letterlijk: ‘Yᵉḥāl-Jᵃhū’ (‹H3203›), dat is ‘De HEERE betoont zich sterk’ (‹Gesenius›). De BDB Theological Dictionary geeft de betekenis ‘De HEERE is bekwaam geweest’, maar NOBSE geeft als betekenis ‘De HEERE is bekwaam’ of: ‘De HEERE is (‹ertoe›) in staat’

H3223

[‘Jemuël’] - dat is ‘dag van God’  (‹H3223›). 

H3226

[‘Jamin’] - dat is ‘rechterhand ’  (‹H3226›). 

H3269

[‘Jaäzi-Jahoe’] - d.w.z. ‘aan wie de HEER kracht of troost geeft’ (‹H3269›). –De naam van Jaäzi-Jahoe komt hier eigenlijk uit het niets aanzetten en stelt vele commentatoren voor vragen. Men denkt wel dat de verzen 26 en 27 latere invoegingen zijn. In 1 Kr. 6:29 lezen we over een nakomeling van  Mahli die Uzza H5810›) heet, een naam die taalkundig gezien wel wat overeenkomst heeft met ‘Jaäzi-Jahoe’, maar we kennen geen commentaar dat deze mogelijkheid bespreekt.     

H3296

[‘Jaäre-Oregim’] - in het parallelvers in 1 Kr. 20:5  ‘Jaïr’. In dat vers wordt gesproken van ‘de broer van Goliath’. Dat is de reden waarom we hier tussen haakjes ‘de broer van’ invoegen (‹K&D›). De naam is een samenstelling van 2 woorden nl. ‘wouden van wevers’ (‹H3296›). 

H3300

[‘Jaäsi-El’] - de mannelijke Hebreeuwse naam |יַעֲשִׂיאֵל| (‹yaʿasīʾēl - H3300›) komt 2 keer in het OT voor nl. in 2 Kr. 11:47 en in 1 Kr. 27:21. De naam betekent:  ‘degene die God gemaakt heeft’, d.w.z ‘degene die door God gemaakt is’. 

H3315

[‘Jafet’] - dat is ‘wijd verspreid’ of: ‘geopend’ (‹H3315›).   

H3324

[‘Amram’] - dat is ‘verheven volk’ of: ‘volk van de Verhevene’  (‹H6019›).     [‘Jizhar’] - dat is ‘glimmende olie’ (‹H3324›). 

H3449

[‘Jissi-Jah’] - de mannelijke Hebreeuwse naam |יִשִּׁיָּה| (‹yišši-yāẖ - H3449›) betekent ‘aan wie de HEER leent’. De naam komt 7 keer in het OT voor verdeeld over 6 verzen nl. in 1 Kr. 7:3; 12:7; 23:20; 24:21, 25 (‹2x›); Ezra 10:31.   

H3355

[‘Joktan’] - dat is ‘klein’  (‹H3355›). 

H3371

[‘Jokteël’] - de naam betekent: ‘door God onderworpen’ (‹H3371›). De naam komt verder alleen nog voor in Joz. 15:38. 

H3382

[‘Jered’] - dat is ‘afstammeling’  (‹H3382›). Het woord houdt verband met een Hebreeuws werkwoord (‹H3381›), dat o.a. ‘neerdalen’ of in figuurlijke zin ‘afstammen’ betekent. 

H3406

[‘Jerimot’] - de naam betekent ‘hoogten’ of ‘hoge plaatsen’ (‹H3406›). 

H3478

[‘Israël’] - dat is ‘God strijdt’ of: ‘hij strijdt met God’ (‹H3478›). Zie ook Gen. 35:10 en Hos. 12:4, 5. Dit was de nieuwe naam die Jakob van God ontving nadat hij met de Engel van de HEERE bij de rivier de Jabbok geworsteld had. Zie Gen. 32:28. Israël is tegelijk de naam voor heel het volk dat uit de 12 zonen van Israël voortkwam.    

H3485

[‘Issaschar’] - deze naam betekent ‘hij brengt beloning’ of: ‘hij is loon’ (‹H3485›), afhankelijk van hoe men de twee delen waaruit de naam opgebouwd is, kiest. De naam wordt meestal met een ‘dagesh chazaq’ in de eerste letter ‘shin’ geschreven, wat duidt op een dubbele ‘sh’ klank (‹in de Nederlandse Bijbeltekst een dubbele ‘s’›), maar soms wordt de ‘dagesh chazaq’ door de Masoreten weggelaten. 

H3492

Jattir

H3494

Jitla

H3500

Jeter

H3497

Jitnan

H3503

Jetro



H3568

[‘Kusj’] - het koninkrijk van Kush is het gebied van Ethiopië dat aanvankelijk vooral in het noorden van  het huidige Soedan (‹Nubië›) was gesitueerd. in de Septuagint staat hier ‘Ethiopië. Vaak is gedacht dat de naam ‘zwart’ betekende, maar daarvoor is geen enkele aanwijzing. De betekenis van de naam is eigenlijk onbekend (‹H3568›). 

H3569

Kusjiet

H3570

Kusji

H3571

Kusjitische - 2x in Num. 12:1

H3572

Kusjan Hab. 3:7

H3573

Kusjan-Risjataïm 2x Ri. 3:8, 10

H3630

[‘Chiljon’] - de naam betekent ‘wegkwijnen’ (‹H3630›) en komt alleen 3 keer in het OT voor nl. in Ruth 1:2, 5 en Ruth 4:9. De naam is verbonden met het Hebreeuwse woord voor ‘vernieting’ |כִּלָּיוֹן| (‹kilāyōn - H3631›) dat alleen in Dt. 28:65 en Jes. 10:12 in het OT voorkomt en afgeleid is van het Hebreeuwse werkwoord |כָּלָה| (‹kālāẖ - H3615›)‚ dat 205 keer in het OT voorkomt, verdeeld over 195 verzen en als eerste betekenis heeft ‘voltooien’ of ‘bëeindigen’, maar ook kan betekenen ‘een einde maken aan’, d.w.z. vernietigen’, naar gelang de afgeleide vorm van het werkwoord en het zinsverband.

H3645

[‘Kamos’] - de naam |כְּמוֹשׁ| (‹kamos - H3645›) komt 9 keer voor in het OT, verdeeld over 8 verzen. De betekenis van de naam is volgens Gesenius mogelijk ‘onderdrukker’ of ‘overwinnaar’.     

H3654

[‘muggen’] - of: ‘muskieten’. Het Hebreeuwse woord is |כִּנִּים| (‹kiṅīm - H3654›). Men heeft hierbij aan verschillende mogelijkheden gedacht: luizen, vlooien, vliegen, muggen, muskieten en teken. In de Samaritaanse Peshitta  en de Joodse Targum en ook bij Josephus (‹Ant. 2.14.3 - 2.300›) vinden we ‘luizen’ terwijl de Griekse Septuaginta en de Latijnse Vulgata het op ‘muggen’ houden. In het Nederlands zijn ‘mug’ en ‘muskiet’ erg verwant. Veel commentatoren denken aan een soort muskieten of muggen die veel voorkwamen in de Egyptische wateren. Hoe het ook zij, de diertjes kwamen uit het stof voort en waren een bron van ongemak en ergernis voor mens en dier. 

H3669

[‘Kanaäniet’] - voor meer info, zie H3669 in de Hebreeuwse Namenlijst.    

H3694

Chesullot

H3695

[‘Kasluchieten’] - de naam ‘Kasluchieten’ (‹H3695›) komt alleen voor in Gen. 10:14 en in 1 Kr. 1:12. De betekenis van de naam is onbekend. De naam staat voor een afstammeling van Mitsraïm, één van de nakomelingen van Cham, de zoon van Noach, volgens Gen. 10:6.

H3738

[‘groeven’] - het Hebreeuwse woord (‹H3738›) heeft ook iets van doen met ‘boren’ of: ‘doorboren’. Zie de noot bij Ps. 40:7. In Ps. 7:16 vinden wij ‘graven’ (‹of ‘boren’›) (‹H5186›) en ‘uitspitten’ (‹H2658›). 

H3752

[‘Charkas’] - de naam |כַּרְכַּס| (‹ḵarkas̱ - H3752›) is waarschijnlijk van Perzische oorsprong en betekent ‘arend’ of ‘adelaar’. De naam komt in de Bijbel alleen voor in Est. 1:10 als de naam van de één van de 7 hofdienaren van koning Ahasveros. 

H3756

[‘Karmi’] - dat is ‘mijn wijngaard’ of: ‘wijngaardenier’ (‹H3756›). 

H3777

e.a.

[‘Chesed’] - Chesed (‹H3777›) was niet de vader van de ‘Chasdim’ (‹de Chaldeeën›), want die waren ouder dan Chesed. In het gunstigste geval was hij één van de stichters van een tak van de Chaldeeën, mogelijk degenen die de kamelen van Job stalen (‹vlg. Knobel, Job 1:17›). Van de overige namen was Bethuël (‹H1328›) niet de stichter van een stam, maar de vader van Laban en Rebekka (‹Gen. 25:20›). De andere namen (‹Hazo - H2375, Pildas - H6394, Jidlaf - H3044›) komen we niet meer tegen, behalve de naam Maächa in Gen. 22:24, van wie waarschijnlijk de Maächieten (‹in Dt. 3:14 en Joz. 12;5›) in het land Maächa, een klein Arabisch koninkrijk in de tijd van David (‹2 Sm. 10:6, 2 Sm. 10:8, 1 Kr. 19:6›), hun naam ontvingen, maar Maächa komt ook vaak voor als de naam van een persoon (‹1 Kn. 2:39, 1 Kr. 11:43, 1 Kr. 27:16›). 

H3778

‘Chaldeeën’] - in het Hebreeuws staat de naam (‹H3778›) geschreven als ‘Kasdiem’. De Web Bible Encyclopedia suggereert dat er verwarring is ontstaan tussen de naam Chaldeeën (‹een volk dat langs de kust van de Perzische Golf zou hebben gewoond›) en de Kassieten. De laatste naam zou dan een juistere weergave zijn van het Hebreeuwse ‘Kasdiem’, het volk van de stad Ur en ook de bewoners van Babel en het Babylonische rijk. Anderen menen dat in de loop van de tijd een letterwisseling heeft plaatsgevonden (‹zoals men dat in veel woorden van Akkadische talen heeft opgemerkt›) zodat de benaming ‘het land van Kasdi’ (‹mogelijk de oorspronkelijke naam›), veranderde in de naam ‘land van Kaldu’ welke laatste naam te vinden is in een tekst van Ashurnasirpal van de 9e eeuw voor Chr. (‹zie o.a. ‘A Babylonian Perspective on Sennacherib and his Grand Vizier’ door  Damien Mackey en de Jewish Virtual Library›). Deze letterwisseling lijkt ons een meer aannemelijke verklaring voor het verschil in klank tussen het Hebreeuwse ‘Kasdim’ en de gebruikelijke vertaling daarvan als Chaldeeën. De zojuist genoemde relatie tussen de naam Arfachshad en de naam ‘Chaldeeën’ is echter niet zeker. De naam ‘Kasdiem’ wordt ook wel in verband gebracht met Chesed in Gen. 22:22, een zoon van Nahor. Omdat het huidige Chaldees erg verwant is aan het Aramees is deze veronderstelling zeker niet uitgesloten. In ieder geval leefden de ‘Kasdiem’ of: ‘Chaldeeën in Ur (‹zie Gen. 11:31›), een stad in Mesopotamië en in andere delen van dat gebied, het latere Assyrië en Babylonië, dat is globaal het huidige Noord-Irak. Gesenius meent  dat de namen ‘Chaldeeën’ en ‘Kasdiem’ mogelijk allebei afkomen van een andere oorspronkelijker naam nl. ‘Koerd’ en ‘Koerden’ (‹in het Hebreeuws zou dat klinken als ‘Koerdiem’›), die inderdaad nog steeds in het Noorden van Irak wonen alsmede in de aangrenzende gebieden in Turkije, Iran en Syrië. Wat echter tegen de suggestie van Gesenius  pleit, is dat het Koedisch een Indo-Germaanse taal is, terwijl het Chaldees duidelijk een Semitische taal is en daarbinnen onder het Aramees valt. 

H3810

[‘Lo-Debar’] - dat is ‘geen weide’ of: ‘zonder weide’ (‹H3810›)

H3816

[‘volkeren’] - het Hebreeuwse woord |לְאֻמִּים| (‹lᵉūmīm - H3816›) komt 35 keer in het OT voor (‹soms ook in het enkelvoud›), vooral in de Psalmen en in Jesaja. Het enkelvoud vertalen we met ‘volk’ en het meervoud met ‘volkeren’, zodat er enig onderscheid ontstaat ten opzichte van  twee andere veel voorkomende woorden in de Bijbel voor ‘volk’ nl. |גּוֹי| (‹gôy - H1471›) en |עַם| (‹ʿam - H5971›). 

H3819

[‘Lo-Ruchama’] - d.w.z. ‘geen ontferming’ of: ‘geen barmhartigheid’ (‹H3819›).

H3822

Lebaot

H3845

[‘Libni’] - dat is ‘wit’  (‹H3845›). 

H3870

[‘Luz’] -  gewoonlijk wordt de betekenis van de naam geduid als ‘amandelboom’ of: ‘amandel’ (‹H3870›). Maar omdat de naam van een werkwoord ‘luz’ komt dat ‘afwijken’ betekent en vaak in een negatieve betekenis in de Bijbel voorkomt (‹b.v als zich afkeren van de wijsheid. Spr. 3:21, 4:21 of in de zin van iemand die afwijkt van de rechte weg in Spr. 3:32, 14:2; in Spr. 4:24 vinden een afgeleid woord dat ‘afwijken’ of: ‘verdraaien betekent›), zou het ook kunnen zijn dat de naam staat voor een ‘perverse’ plaats of bevolking. Als dat zo zou zijn, is het des te opmerkelijker dat Jakob de naam van die plaats in Bet-El veranderde.  

H3876

[‘Lot’] - de naam betekent ‘sluier’ of: ‘bedekking’ (‹H3876›) en hij staat met die naam a.h.w. voor een zinnebeeld van de volken die door hun ongeloof God niet kunnen zien (‹Rom. 11:7 en Zach. 12:10›). Zie ook 1 Kor. 3:4 voor verdere overdenking. 

H3882

[‘Leviathan’] - deze naam (‹H3882›) komt 6 keer in het OT voor, verdeeld over 5 verzen: Job 3:8, 40:25, Ps. 74:14, 104:26 en Jes. 27:1 (‹2 x›). De naam staat voor een veelkoppig (‹zie Ps. 74:13, 14›) zeemonster dat vijandig is tegenover God. In Job 40:25-41:26 vinden wij de beschrijving van de Leviathan, voorafgegaan door de beschrijving van de ‘behemot’, dat beest. Beide beesten zijn synoniem en in Job 41:26 is dit beest ‘de koning van alle trotse dieren’, de koning die achter Egypte heerst. In Ps. 74: is de Leviathan verstrengeld met Egypte dat Israël achtervolgde en daarbij omkwam in de zee. In de eindtijd zal er ook een veelkoppig beest uit de zee opkomen, waarin alle macht van de satan zich zal concentreren. 

H3909

[‘zwartekunst’] - het Hebreeuws woord |לָט| (‹lāṭ - H3909›) betekent ‘geheim’ of ‘geheimzinnigheid’ of ‘verborgenheid’. Het woord komt 6 keer voor in het OT. 

H3929

[‘Lamech’] -  dat betekent mogelijk ‘krachtige’ (‹H3929›). Maar er is ook een uitleg die de naam uitsplitst in het voorzetsel ‘voor’ en daarachter ‘de nederige’, dus ‘voor de nederige’.  

H4036

[‘Magor-Missabib’] - dat is ‘terreur rondom’ (‹Gesenius›)  (‹H4036›).

H4080

[‘Midian’] - er is geen zekerheid over de betekenis van de naam ‘Midian’ (‹H4080›), maar mogelijk zou deze staan voor ‘wedijver’ of: ‘strijd’. In Gen. 25:2 lezen we over Midian, de zoon van Abraham en Ketura. In het algemeen wordt aangenomen dat zijn woongebied zich uitstrekte van het oosten van de Sinaïwoestijn tot voorbij de Golf van Aqaba tot aan het gebied van Moab en zelfs tot op het nabijgelegen Arabische schiereiland. Zie Ex. 3:1, 18:5, Num. 25:15, Ri. 6 en 8. In Gen. 37:24-27, Ri. 7:12 en Ex. 8:22, 24 lezen wij, dat zij met de Ismaëlieten in verband worden gebracht, maar op andere plaatsen juist weer niet. Zie in dit verband Gen. 25:2, 4:12-18 over de dromedarissen van Midian en Jes. 60:6 en Ri. 7 en 8 over de Midiansdag. Mozes schoonvader is Jethro, de priester van Midian. Men neemt aan dat Midianieten een scala van afgoden dienden, waaronder Baäl-Peor en Astarte, de koningin van de hemel. 

H4111

[‘Mahalal-El’] - deze naam betekent ‘lof van God’ (‹H4111›).   

H4158

Mafaät 4 x

H4187

[‘Musi’] - dat is ‘getest of getoetst door God’. Volgens Gesenius is de naam voluit waarschijnlijk ‘Musi-Jah’ (‹H4187›). 

H4232

[‘Mechujaël’] -  dat is ‘door God geslagen’ (‹H4232›). 

H4248

[‘Machlon’] - de naam ‘Machlon’ betekent ‘zieke’ of ‘zieke man’ (‹H4248›). Deze naam komt 4 keer in het OT voor, alleen in het boek Ruth 1:5, 2; 4:9, 10. De naam is afgeleid van Hebreeuwse werkwoord |חָלָה| (‹H2470›) dat 75 keer in het OT voorkomt, verdeeld over 73 verzen. Machlon is in het leven van Ruth het beeld van de gekruisigde Jood Jezus, want door Machlon wordt deze Moabitische vrouw verbonden met haar Joodse man uit Bethlehem, die wat het uiterlijk als een afvallige leeft, want door de hongersnood was hij buiten het land dat God aan zijn volk gegeven had, terechtgekomen. Innerlijk was hij naar wij aannemen een goede Jood, want hoe zou Ruth anders een liefde hebben kunnen opvatten voor het Joodse volk en zijn God (‹zie Ruth 1:›). Het is heel wonderlijk dat wij in Jes. 53:10 lezen ‘Hij heeft Hem ziekgemaakt’ (‹H2470›). God maakte zijn Zoon Jezus ziek, als een zondaar, toen Hij Hem aan het kruis de straf voor de zonde van de wereld liet dragen. En dat werkwoord ‘ziek zijn’ is taalkundig gezien nauw verbonden met de naam Machlon en dat is geen toeval, maar leiding van Gods Heilige Geest bij het totstandkomen van zijn Woord. 

H4249

[‘Mahli’] - dat is ‘ziek’ (‹H4249›). 

H4256

[‘Sela’a-ha-Machlekot’] - de betekenis van deze naam is niet zeker. Misschien betekent het ‘rots van de verdelingen’ of: ‘rots van de ontsnappingen’ (‹H5553 - ‘rots’; H4256 - ‘verdelingen’ of ‘splitsingen’; of ‘ontglippen’ misschien ‘ontsnappen; H5555 - de gecombineerde naam ‘rots van de ontsnappingen’. Deze plaats wordt wel geïdentificeerd met Petra, dat is Sel of Sela’a, bekend op zijn verborgen ligging tussen rotsformaties›). De stad Petra, zoals wij die nu kennen door de  archeologische vondsten, werd later in de 4e eeuw gebouwd door de Nabateeërs, maar ongetwijfeld had Edom daarvoor haar eigen bouwwerken.

H4258

Mahalat 2 x in het OT

H4259

Meholatiet -  1 Sm. 18:19 en 2 Sm. ..

H4314

[‘Mee-Zahab’] - dat is ‘goudwater’ of: ‘goudvijver’ (‹H4314›).   

H4317

[‘Michaël’] - de naam van de engel (‹H4317›), ‘Wie is als U!’ (‹zie Ex. 15:11 en Ps. 89:7›) komt 3 keer voor in het OT (‹in Dan. 10:13 als één van de voornaamste vorsten, in Dan. 10:21 als ‘jullie vorst’ en in Dan. 12:1 als ‘de grote vorst’, die de zonen van het volk van Daniël, d.w.z. Israël, terzijde staat›) en 2 keer in het NT (‹in Judas 1:9  als ‘hoofd van de engelen’ en in Op. 12:7 als ‘Michaël en zijn engelen’›). Deze Michaël komt de Engel van de HEERE te hulp. Maar in Dan. 11:1 komt de Engel van de HEERE Michaël te hulp. Michaël is de engel die op de bres staat voor Israël (‹Dan. 10:21›). Hij is één van de voornaamsten onder de vorsten in de hemelse gewesten. In de eindtijd concentreert de strijd zich om Israël en daarom vinden wij Michaël ook genoemd in Op. 12:7 en Judas 1:9. 

H4318

H4319

H4320

H4321

H4322

[‘Micha’] - de korte naam ‘Micha’ (‹H4318›) is een korte vorm van de naam |מִיכָיְהוּ|  ‘Micha-Jahoe’. De lange naam betekent ‘Wie is als de HEERE’ (‹H4321›). 

[‘Micha-Jahoe’] - de naam betekent ‘Wie is als de HEER?’ (‹H4321›). In het Hebreeuws staat deze naam |מִיכָיְהוּ| alleen voluit in Ri. 17:1, 4. De overige 17 keer dat de naam voorkomt in Ri. 17, 18, staat er kortweg ‘Micha’, |מִיכָה|. In Jer. 36:11 is sprake van een defecte spelling onder H4319.

[‘Micha’] - de korte naam ‘Micha’ in 2 Sm. 9:12 is een korte vorm van de naam |מִיכָיְהוּ|  ‘Micha-Jahoe’. Deze lange naam betekent ‘Wie is als de HEERE’ (‹H4318›). 

[‘Micha-Jahoe’] - de naam betekent ‘Wie is als de HEER?’ (‹H4321›). In het Hebreeuws staat deze naam |מִיכָיְהוּ| steeds voluit in 1 Kn. 22. 

[‘Micha-Jahoe’] - de korte naam ‘Micha’ is een korte vorm van de naam |מִיכָיְהוּ| ‘Micha-Jahoe’. Deze lange naam betekent ‘Wie is als de HEERE’ (‹H4318›) en wordt hoofdzakelijk in 2 Kr. 18 gebruikt, behalve in 2 Kr. 18:14 vinden wij de korte naam. In het parallelhoofdstuk in 1 Kn. 22 wordt uitsluitend de lange naam gebruikt. 

[‘Micha-Yahoe’] - in 2 Kr. 13:2 zie H4321, maar het is ongetwijfeld een unieke variant voor Micha-Jahoe. Zie H4321

[‘Micha-Jahoe’] - in 2 Kr. 17:7 zie H4322, maar de naam is o.i. wezenlijk gelijk aan de naam ‘Micha-Jahoe’ onder H4321.    

Micha-Jah komt 3 keer in. het OT voor nl. in 2 Kn.  22:12, Neh. 12::35, 41 en in Jer. 26:18 onder H4320, maar in Jer. 26:18 is de Qere ‘Micha’ H4318


H4332

[‘Misaël’] - dat is ‘wie is zoals God is?’ (‹H4332›). 

H4471

[‘Mamre’] - dat is ‘vet’ of: ‘kracht’ (‹H4471›).       

H4506

Manahat

H4511

Minnit 2 x 

H4532

[‘Massa’] - dat is ‘beproeving’ of: ‘verzoeking’ of: ‘test’ (‹H4532›).  

H4601


H4602

[‘Maächatieten’] - letterlijk staat er de Maächatiet (‹H4602›), d.w.z. een man uit Maächa. De naam Maächa komt 23 keer voor in het OT, verdeeld over 23 verzen. De plaatsnaam betekent ‘onderdrukking’ (‹H4601›).  

H4638

Maärat

H4648

[‘Mefiboseth’] - deze naam in 2 Sm. 4:4 (‹H4648›) zou betekenen ‘die schaamte vernietigd’ of: ‘die de afgod vernietigd’ (‹Gesenius›). Maar in 1 Kr. 8:34 en 1 Kr. 9:40 wordt hij genoemd Meribbaäl (‹‘bestrijder van Baäl’ of: ‘Baäl twist’›), net zoals Ish-Boseth ook Esh-Baäl, dat is ‘man van Baäl’ wordt genoemd (‹zie 2 Sm. 2:8›). Voor het overige van zijn geschiedenis zie 2 Sm. 9:1-13, 2 Sm. 16:1 en 2 Sm. 19:25.

H4693

[‘Egypte’] - het Hebreeuwse woord |מָצוֹר| (‹māṣōr - H4693›) komt 4 keer voor in het OT, verdeeld over 4 verzen. In sommige vertalingen (‹o.a. de Engelse King James Version, maar b.v. niet in de zeer gedegen Arabische Van Dycke vertaling›) vinden in Jes. 19:6 en Mi. 7:12 de vertaling ‘belegerde plaatsen’. Het Hebreeuwse woord is echter een heel weing voorkomende benaming voor Egypte (‹K&D en Gesenius›), in het bijzonder voor het noordelijke deel het zgn. Beneden-Egypte (‹‘beneden’ omdat de Nijl van hoog naar laag stroomt en dus het zuiden - Boven-Egypte of Opper-Egypte - hoger lag dan het noorden, dat Beneden-Egypte of Neder-Egypte wordt genoemd. Dat dit inderdaad de juiste betekenis van het woord is, blijkt o.a. uit de drie basisletters van het Hebreeuwse woord, die overeenkomen met de basisletters van de gewone benaming voor Egypte en verder uit het tekstverband. Men denkt wel dat deze vorm een enkelvoud is van het meervoud of tweevoud ‘Mitsraïm’ dat als de gewone benaming voor Egypte wordt gebruikt (‹H4714›) , met als gedachte dat Egypte een samenstelling is van twee delen zoals hiervoor beschreven. Anderen brengen dit woord in verband met het Egyptische woord voor ‘koninkrijk’ in de zin van een omgrensd, beschermd gebied. Het Oud-Egyptische woord voor ‘koninkrijk’ heeft duidelijk een sterke klankovereenkomst met het hier voorkomende woord ‘māṣōr’. 

H4709

[‘Mizpa’] - dat is ‘wachttoren’ of: ‘uitkijkpost’ (‹H4709›). Het woord is tegelijkertijd een woordspeling op het woord ‘gedenkzuil’ in Gen. 31:45 dat qua klank  erg op Mizpa lijkt.

H4714

Egypte of de naam van Mitsraïm 639 keer in het OT, verdeeld over 573 verzen. Zie ook H4693.



H4809

[‘Meriba’] - dat is ‘ruzie’ of: ‘twist’ (‹H4809›). 

H4847

[‘Merari’] - dat is ‘bitter’ of: ‘ongelukkig’  (‹H4847›).   

H4871, H4872

[‘Mozes’] - als de naam |מֹשֶׁה| (‹mošeẖ - H4872›) op zijn Egyptisch wordt verklaard, dan is ‘gered uit het water’ de meest aannemelijke betekenis. In zijn Hebreeuwse variant klinkt het als ‘die uittrekt’  of: ‘die verlost’ of: ‘die uitgetrokken wordt’ of: ‘die gered wordt’. De naam is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord |מָשָׁה| (‹māšāẖ - H4871›), dat ‘uittrekken’ betekent. De naam is bijzonder toepasselijk als wij bedenken dat de volwassen Mozes het volk Israël door de zee liet trekken en zo het volk uit de zee trok en aan de hand van de Egyptenaren ontrukte. Mozes was hier Gods uitverkoren instrument. 

H4967

[‘Metusaël’] -  de naam betekent ‘man van God’ (‹H4967›). Volgens K&D betekent de naam: ‘man van gebed’.  

H4968

[‘Methusalach’] - dat is ‘man van de speer’ (‹Gesenius›) of ‘man, hij wordt gestuurd’ of: ‘man met een zending’ (‹H4968›). Omdat de Hebreeuwse aanduiding voor ‘man’ (‹H4962›) onderdeel van de naam is en taalkundig nauw verbonden is met ‘dood’ en ‘sterven’ geven sommigen de naam ook wel weer met ‘hij is dood, hij zal worden gezonden’.  In de laatste betekenis is mogelijk de profetie verborgen met betrekking tot de komende zondvloed, want Methusalach stierf in het jaar van de vloed. De naam houdt verband met een Hebreeuws werkwoord (‹H7973›), dat ‘zenden’ of: ‘sturen’ betekent. Zie de noot bij Gen. 34:30. 

H4981

De Hebreeuwse mannelijke naam |הַמִּתְנִי|  (‹ha-ṁiṯnī - H4981›) ‘de Mitniet’ komt slechts 1 keer in het OT voor nl. in 1 Kr. 11:43. De betekenis is mogelijk die van ‘slank’, ‘dun’ en dus mogelijk iemand die zich snel voortbeweegt: een hardloper of krijger te voet of snelbode.

H5019

[‘Nebukadnezar’] - ook wel ‘Nebukadrezar’ (‹H5019 - zie Jer. 21:2, 7; Jer. 22:25 e.a.›). In het Grieks geschreven als ||Ναβουχοδονόσορ|| (‹in de LXX›), ||Ναβουχοδονόσορος|| (‹in Beros. in Jos. c. Ap. i. 20, 21›) en ||Ναβοκοδρόσορος|| (‹bij Strabo, xv. 1, 6›). Op Perzische pijlvormige inscripties in Bisutun vond men ‘Nabhukudracara’ (‹dat volgens Oppert is samengesteld uit de naam van God, Nabhu ofwel Nebo en het Arabische ‘qadr’ (‹d.w.z ‘kracht’›) en ‘zar’ of: ‘sar’ voor ‘vorst’›). Voor de verschillende vormen van de naam zie M. v. Niebuhr, Geschichte. pg. 41, 42›). Nebukadnezar was de zoon van Nabopolassar, de oprichter van het Chaldeese koningshuis en hij regeerde volgens Berosus (‹Jos. l.c.›), Alex. Polyh. (‹Eusebii Chr. arm. i. pg. 44, 45›), en de Canon van Ptol., 43 jaar van 605 tot 562 v. Chr. (‹uit K&D›). 

H5045

[‘Zuiderland’] - dat is gezien het tekstverband ‘de Negev’, het gebied ten zuiden van Juda. Op zich betekent het woord gewoon ‘zuiden’ (‹H5045›) en wordt ook als zodanig vertaald als het niet op de Negev betrekking heeft. 

H5121

Najot - 5 verzen

H5146

[‘Noach’] - deze Hebreeuwse naam betekent ‘rust’ of: ‘troost’ (‹H5146›). Dit vinden we terug in de uitleg van de naam in ditzelfde vers “Deze zal ons troosten over het werk en de pijn aan onze handen vanwege de aarde die door de HEERE vervloekt is!” . In Genesis vinden we diverse woordspelingen op deze naam en haar betekenis b.v.in Gen. 8:4 waar men a.h.w. hoort ‘de ark noach-te ... op de bergen van Ararat’, d.w.z. ‘de ark rustte ... op de bergen ...’.  

H5152

[‘Nahor’] - dat is ‘snuiven’, ‘diep ademhalen’ (‹H5152›).   

H5180

H5172

[‘Nehustan’] - de naam betekent ‘koperen slang’ (‹H5180›), waarbij de betekenissen ‘slang’ en ‘koper’ als het ware qua betekenis samengesmolten zijn tot één woord, want de taalkundige wortel van beide woorden is hetzelfde en gaat terug op het werkwoord |נָחַשׁ| (‹nāhaš - de toekomst voorspellen - H5172›) dat we in Genesis vooral tegenkomen in verband met de gave van Jozef om in de toekomst te zien (‹Gen. 44:5, 15›). 

H5200

[Netofatiet] - het Hebreeuwse mannelijke bv. nmw. |נְטוֹפָתִי| komt 10 keer in het OT voor, verdeeld over 10 verzen. In 2 verzen, Ezra 2:22 en Neh. 7:26, vinden wij de plaatsnaam ‘Netofa’ als een vrwl. znw. 

H5279

[‘Naäma’] -  de naam betekent: ‘liefelijk’, of: ‘aangenaam’ (‹H5279›).  

H5291

[‘dienaressen’] - het Hebreeuwse woord |נַעֲרֹת| (‹naʿărōṯ’ - H5291›) heeft betrekking op jonge huwbare vrouwen. We komen het woord o.a. tegen in Genesis ten aanzien van Rebekka voordat ze met Izaäk trouwde.  

H5298

[‘Nefeg’] - dat is ‘spruit’ of: ‘jonge tak’ (‹H5298›). 

H5321

[‘Naftali’] - dat is ‘mijn worsteling’ (‹H5321›).

H5416

Natan - 42 x in  39 verzen in het OT

H5418

Netan-Jah

H5419

Natan-Melech

H5467

Sodom archeologische onderzoeken bevestigen dat Sodom en Gomorra langs het zuidelijke deel van de Dode Zee gesitueerd waren, ofwel ten zuidwesten, dan wel ten zuidoosten van de zee. Zoar zou bij de meest zuidoostelijke uitloper ervan hebben gelegen. De vluchtroute van Lot zou zo’n 30-40 kilometer hebben bedragen. Men heeft vastgesteld dat het zuidelijke deel van de zee niet dieper dan 5-6 meter is en men neemt aan dat dit de valleivlakte van Siddim was (‹Gen. 14:3›). Het noordelijk deel van de Dode Zee is daarentegen 300-400 meter diep en dit was waarschijnlijk een meer dat er in de tijd van Lot al was, terwijl de vlakte van Siddim met de verwoesting zou zijn ondergelopen. 

H5488

[‘Wierzee’] - in ouder Nederlands zegt men ‘Schelfzee’, omdat ‘schelf’ ook ‘riet’ betekent (‹H5488›). Traditioneel neemt men aan dat het hier om de wateren tussen Egypte en de Sinaïwoestijn gaat. Men neemt aan dat er veel wier op dreef, dat op de kusten aanspoelde. De naam ‘Rode Zee’ komt uit het oude Grieks waar men voor dezelfde zee schreef ‘ερυθρα θαλασσα’ (‹‘eruthra thalassa’›), dat is ‘Rode Zee’. In vroegere tijden sloeg die naam ook op de wateren die we nu kennen als het Suezkanaal, de Golf van Aqaba en zelfs op de Perzische of Arabische Golf tussen Saoedi-Arabië en Iran. Hoewel men traditioneel aanneemt dat de doortocht door de Rode Zee (‹d.w.z. het gebied van het tegenwoordige Suezkanaal›) plaatsvond, denkt men ook wel aan andere zeeën of meren b.v. aan het meer van Menzaleh dat noordelijker gelegen is, en ook denkt men aan de Golf van Aqabah bij Nuwaibah. In Ex. 16:1 staat dat Israël op de 15e van de 2e maand sinds de uittocht uit Egypte in de woestijn Sin kwam op weg naar de berg Sinaï. Dat is sinds de nacht van de 14e op de 15e Abib na precies een maand. Met een dagmars van rond de 20-25 kilometer per dag lijkt zelfs de plaats Nuwaibah aan de Golf van Aqaba goed haalbaar voor zo’n grote massa volk (‹2-3 miljoen mensen, alle leeftijden en geslachten meegerekend›).  

H5512

[‘Sin’] - de Hebreeuwse naam |סִין| (‹Sīn - H5512›) betekent ‘klei’. Het is de naam van de wildernis tussen Elim en Sinaï, maar ook van een stad in oostelijk Egypte.   

H5523

[‘Sukkot’] - dat is ‘loofhutten’ ofwel ‘hutten van takken’ (‹van het enkelvoudige Hebreeuwse vrwl znw. |סֻכָּה| s̱ūkkāẖ - H5521 met als verwant mnl. znw. |סֹךְ|, s̱oḵ, onder Strongnr. H5520 in Ps. 10:9, Ps. 27:5, Ps. 76:2 en Jer. 25:38›). Het woord komt 31 keer in het OT voor in de betekenis van ‘loofhutten’, verdeeld over 29 verzen en het is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord |סָכַךְ| (‹s̱āḵaḵ - H5526›), dat 24 keer in het OT voorkomt verdeeld over 24 verzen en dat als eerste betekenis heeft ‘vlechten’ of ‘dooreenweven’, m.n. in verband met takken, zodat men al doende een soort omheining, afscherming of beschutting maakt. Het meervoud (‹s̄ūkkōṯ - ook van H5521›) zal later ook gebruikt worden voor het zgn. ‘Loofhuttenfeest’ ter herinnering aan het feit dat Israël na de uittocht uit Egypte tijdens de reis door de woestijn in loofhutten woonde.  

–De plaatsnaam Sukkot waarvan hier sprake is, heeft dezelfde spelling, maar valt onder Strongnr. H5523 en deze plaatsnaam komt 18 keer voor in het OT, verdeeld over 16 verzen. Overigens moeten wij de plaats Sukkot aan de oostzijde van de Jordaan niet verwarren met de plaats Sukkot in Egypte in Ex. 12:37, 13:20; Num. 33:5, 6. 

H5526

het Hebreeuwse werkwoord |סָכַךְ| (‹s̱āḵaḵ - H5526›), dat 24 keer in het OT voorkomt verdeeld over 24 verzen en dat als eerste betekenis heeft ‘vlechten’ of ‘dooreenweven’, m.n. in verband met takken, zodat men al doende een soort omheining, afscherming of beschutting maakt. Het meervoud (‹s̄ūkkōṯ - ook van H5521›) zal later ook gebruikt worden voor het zgn. ‘Loofhuttenfeest’ ter herinnering aan het feit dat Israël na de uittocht uit Egypte tijdens de reis door de woestijn in loofhutten woonde.  

H5542

[‘Sinaï’] - de Hebreeuwse naam |סִינָי| (‹Sīnāy - H5542›) betekent  ‘stekelig’. Het is de naam van de berg waar Mozes de Wet ontving. In het Arabisch spreekt men van ‘de berg van Mozes’.    

H5544

[‘Sela] - de Hebreeuwse naam |סֶּלַע| (‹selaʿ - H5554›)  betekent rots en waarschijnlijk was deze plaats het huidige Petra, een in de bergen verscholen stad in het gebied ten oosten van de Jordaan ergens halverwege tussen de zuidelijke punt van de Dode Zee en de Golf van Eilat, later de voornaamste stad van het rijk Nabatea (‹168 v. Chr. tot 106 n Chr.›) dat Edom van zijn plaats verdrong, zodat Idumea (‹=Edom›) ten westen van de zuidelijke helft van de Dode Zee kwam te liggen. Maar oorspronkelijk was Edom vooral het gebied ten zuiden van de Dode Zee tot aan de Golf van Eilat met inbegrip van Sela’a, het gebied waar Esau woonde en de berg Seïr lag, op de oostelijke over van de Jordaan. De Edomieten hadden volgens 1 Esdras 4:45 meegeholpen om de Tempel van Salomo te verwoesten door die in brand te steken terwijl de Chaldeeën deze stad innamen.  

H5555

[‘Selaʿ-Machlekot’] - de betekenis van deze naam is niet zeker. Misschien betekent het ‘rots van de verdelingen’ of: ‘rots van de ontsnappingen’ (‹H5553 - ‘rots’; H4256 - ‘verdelingen’ of ‘splitsingen’; of ‘ontglippen’ misschien ‘ontsnappen; H5555 - de gecombineerde naam ‘rots van de ontsnappingen’. Deze plaats wordt wel geïdentificeerd met Petra, dat is Sel of Sela’a, bekend op zijn verborgen ligging tussen rotsformaties›). De stad Petra, zoals wij die nu kennen door de  archeologische vondsten, werd later in de 4e eeuw gebouwd door de Nabateeërs, maar ongetwijfeld had Edom daarvoor haar eigen bouwwerken.

H5616

Sefarvieten - 1 keer 2 Kn. 17:31

H5617

Sefarvaïm - 1 keer 2 Kn. 17:31

H5639

Setur 1x Num. 13:13

H5644

[‘Sithri’] - dat is ‘mijn bescherming is de HEERE’. De naam is voluit waarschijnlijk ‘Sithri-Jah’ (‹H5644›). 

H5677

[‘Heber’] - dat is ‘het gebied aan de overkant’ (‹H5677›).   

H5711

[‘Ada’] -  dat is ‘sieraad’ of: ‘schoonheid’ (‹H5711›). In Gen. 4:19 is zij de vrouw van Lamech, maar  ook de vrouw van Ezau draagt deze naam (‹Gen. 36:2, 4. Zie ook Gen. 26:34, 35›)  

H5723

Aditaïm

H5761

- de naam ‘Avvieten’ vinden wij alleen in Dt. 2:23, Joz. 13:3 en Joz. 18:23. De betekenis van de naam is ‘zij die in verlaten plaatsen wonen’ (‹H5761›). In Joz. 3:3 lezen wij dat de Avvieten tijdens Jozua nog in het gebied van Gaza woonden. Als dat inderdaad zo was, dan zouden de Avvieten dus pas later door de Kaftorieten zijn uitgeroeid en spreekt Deuteronomium in Dt. 2:23 over wat nog zou gebeuren. 

–Sommige menen een verband te zien met de plaats Avva in Babel genoemd in 2 Kn. 17:24. De Avvieten zouden daarheen zijn getrokken, toen zij door de Kaftorieten uit Gaza werden uitgeroeid. Gezien hun afkomst uit Gaza, zouden de Babyloniërs gemeend hebben, dat ze daar wel zo ongeveer op hun plaats zouden zijn. Dat in Joz. 18:23 ook Avvieten in het gebied van Benjamin worden genoemd, betekent mogelijk dat zij in die tijd (‹deels›) naar dat gebied zouden zijn uitgeweken. 

H5804

[‘Gaza’] - oorspronkelijk luidt de naam eigenlijk ‘Ɛazza’ (‹in het Arabisch «غزّة» en de naam betekent ‘versterkte’ of: ‘sterke stad’ (‹H5804›). 

H5816

[‘Uzziël’] - dat is ‘kracht van God’  (‹H5816›).     

H5818

[‘Uzzia’] - voluit: ‘ʿŪżi-Jāhū’ (‹H5818›). De naam betekent ‘de HEERE is mijn kracht’ of: ‘de HEERE is mijn sterkte’. In de familieregisters in 1 Kr. 3 vinden we deze naam als ‘Ahazia’.    

H5826

[‘Azarja’] - deze naam (‹H5838›) bestaat uit twee delen nl. (‹1›) het Hebreeuwse werkwoord voor ‘helpen’ |עָזַר| (‹ʿāzar - H5826›) en (‹2›) de Hebreeuwse verkorte naam van de HEERE (‹JᵃhWᵉH›) nl. |יָה| (‹Jᵃh›) die wij in onze vertaling weergeven als ‘HEER’ of als ‘Jah’ b.v. in de uitroep ‘Hallelu-Jah’.  In het OT zijn er zo’n 22 personen met de naam Azarja en de naam behoort daarom tot de meest voorkomende namen in het OT.

H5838

[‘Azarja’] - deze naam (‹H5838›) bestaat uit twee delen nl. (‹1›) het Hebreeuwse werkwoord voor ‘helpen’ |עָזַר| (‹ʿāzar - H5826›) en (‹2›) de Hebreeuwse verkorte naam van de HEERE (‹JahWeH›) nl. |יָה| (‹Jāẖ›) die wij in onze vertaling weergeven als ‘HEER’ of als ‘Jah’ b.v. in de uitroep ‘Hallelu-Jah’.  In het OT zijn er zo’n 22 personen met de naam Azarja en de naam behoort daarom tot de meest voorkomende namen in het OT.   

H5854

Bet-Joab - 1x 1 Kr. 2:54  |עַטְרוֹת בֵּית יוֹאָב| ‘de kronen van het huis van Joab’ 

H5857

[‘Bet-El’] - deze naam betekent ‘huis van God’ (‹H1008›).    [‘Ai’] - deze naam betekent ‘puinhoop’ of ‘ruïne’ (‹H5857›). 

H5867

[‘Kedor-Laomer’] - deze naam betekent mogelijk ‘een handvol schoven’ (‹H3540›). — [‘Elam’] - het gebied in het zuidwesten van het huidige Iran langs de Perzische Golf. De naam houdt waarschijnlijk verband met ‘eeuwigheid’ (‹H5867›).  

H5875

En-ha-Qore

H5880

[‘En-Mispat’] - dat is ‘bron van het oordeel’ (‹H5880›).     

H5897

[‘Irad’] - de naam ‘Irad’ (‹H5897›) is ve

H5911

[‘Achor’] - dat is ‘ellende’ (‹H5911›). 

H5991

[‘Ammichur’] - zie H5991.  

H6019

[‘Amram’] - dat is ‘verheven volk’ of: ‘volk van de Verhevene’  (‹H6019›).   

H6063

[‘Aner’] - de betekenis van de naam is niet zeker, misschien ‘jongen’ of: ‘jongeman’ (‹H6063›). 

H6067

Anat 2x. Ri. 3:31 en Ri. 5:6

H6119

[‘hiel’] - in het Hebreeuws is er een woordspeling tussen het Hebreeuwse woord voor ‘hiel’ (‹|עָקֵב| - ʿaqeḇ - H6119›) en de naam Jakob (‹|יַעֲקֹב| - Yaʿaqoḇ - H3290›), die men heel letterlijk kan weergeven met ‘hielhouder’, maar in gewoon Nederlands zeggen wij: ‘hielenlichter’, omdat Jakob bij de geboorte de hiel van zijn broer Ezau vasthield. Hierin schuilt ook het idee van verraderlijkheid omdat een aanval op de hiel van achteren komt.  

H6134

[‘nakomelingen’] - letterlijk: ‘spruit’ of ‘nazaat’. Het Hebreeuwse mannelijke znw. |עֵקֶר| (‹ʿeqer - H6133›) komt alleen behalve in dit vers alleen nohg in 1 Kr. 2:27 in het OT voor als de naam van een zoon van Ram, de eerstgeborene van Jerahmeël: Eker (‹H6134›). . 

H6138, H6139


H6131 ww.

[‘Ekronieten’] - een inwoner van de stad Ekron (‹H6139›). De Hebreeuwse naam is afgeleid van de naam van de stad |עֶקְרוֹן| (‹ʿeqrōn - H6138›) die 22 keer in het OT voorkomt, verspreid over 22 verzen. De naam is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord |עָקַר| (‹ʿāqar - H6131›) dat ‘ontwortelen’ of ‘uitrukken’ betekent. De Niphal van het werkwoord vinden wij in Zef. 2:4 met als betekenis ‘ontworteld worden’. De Piël van het werkwoord komen wij tegen in Joz. 12:6, 9, 2 Sm. 8:4, 1 Kr. 18:4 en staat voor het doorsnijden van de pezen van de paarden. De betekenis van de naam ‘Ekron’ is bijgevolg ‘uitroeiing’ of ‘verdelging’ of. ‘ontworteling’. Het is één van de vijf noordelijke steden van de Filistijnen. De stad werd bij de inname van het land onder Jozua eerst toegewezen aan de stam Juda (‹zie Joz. 15:45›) en later aan de Danieten (‹zie Joz. 19:43›). 

H6164

Arbatiet 2 x

H6215

[‘Ezau’] - deze naam (‹H6215›) betekent ‘rossig’ of: ‘ruig’. De naam kan worden gezien als een aanduiding van zijn wilde en zinnelijke karakter. Anderen zien het meer als een teken van mannelijkheid en volgens Vredenburg zou de naam de betekenis hebben van ‘een erg ontwikkeld persoon’, omdat het haar werd beschouwd als een mantel, die een man waardigheid geeft. 

H6230

[‘Esek’] - dat is ‘twist’ of: ‘onenigheid’ (‹H6230›). 

H6255

[‘Asteroth-Karnaïm’] - voor de betekenis van deze plaatsnaam (‹H6255›) zie de noot bij Dt. 1:4, waar deze plaatsnaam verkort voorkomt als Astharoth (‹H6252›). Alleen in dit vers in het OT komt deze tweedelige-naam voor, elders alleen ‘Asteroth’.   

H6271

Atalja - ‘Atal-Jah’ d.w.z. ‘die de HEERE leed aandoet’ of: ‘die de HEERE kwetst’ |עֲתַלְיָהוּ| (‹H6271›). Volgens het BDB Theological Dictionary zou de naam herleidbaar zijn tot de Assyrische taalkundige wortel |עתל| die de betekenis ‘verheven zijn’ of: ‘verheven worden’ heeft. Alfred Jones in zijn Dictionary of Old Testament Names meent dat de betekenis herleidbaar is tot een Arabische taalkundige wortel die betekent ‘gewelddadig handelen’ en hij komt tot de betekenis ‘van de HEERE afgenomen’. Het bekende Arabische woordenboek van H. Wehr geeft een afgeleide vorm van het werkwoord nl. |||مُعَطِّل||| met als betekenis ‘one who denies God all attributes’, wat toch wel opmerkelijk is gezien het karakter van Atalja. De mannelijke variant van deze naam nl. ‘Atalja’ vinden we terug in 1 Kr. 8:26 en Ezra 8:7. De naam komt 17 keer in het OT voor, verdeeld over 17 verzen. 

H6278

Et-Kazin Joz. 19:13

H6317

[‘Putiël’] - dat is ‘door God gekweld’ of: ‘door God bedroefd’ (‹H6317›).     

H6367

Pi-Hachirot

H6369

[‘Pichol’] - dat is ‘mond van allen’, d.w.z. de man met zeggenschap over al de manschappen, de opperbevelhebber (‹H6369›). 

H6372

H6372 [‘Pinehas’] - dat is ‘mond van koper’ (‹H6372›). 

H6373

[‘Pison’] - dat is ‘overvloeiend’ of: ‘overstromend’ of: ‘diehiedschrijver Plinius dacht dat het de rivier de Ganges was, anderen menen de rivier de Indus.  



H6389

[‘Peleg’] - dat is ‘splitsing’ of: ‘verdeling’ (‹H6389›).   

H6396

H6396 [‘Pallu’] - dat is ‘voornaam’ of: ‘aanzienlijk’  (‹H6396›).

H6410

[‘Pelat-Jah’] - de mannelijke Hebreeuwse naam |פְּלַטְיָה| (‹plaṯjāẖ - H6410›) komt 5 keer in het OT voor, verdeeld over 5 verzen. De naam betekent: ‘die de HEER doet ontkomen’, anders gezegd ‘degene die door de HEER gered wordt’.

H6429

[‘Filishet’] - de Hebreeuwse naam |פְּלָשֶׁת| (H6429›) klinkt als ‘Pelashet’ of: ‘Peleshet’. De inwoners van dit land zijn de Filistijnen. Het gaat om het gebied van de huidige Gazastrook, dat pas veel later door de Romeinse geschiedschrijver Josephus als Palestina werd aangeduid. Anderen gebruiken de naam Palestina voor heel het gebied van Israël. 

H6431

Pelet 2 x in resp Num. 16:1 en 1 Kr.  2:33

H6439

[‘Pniël’] - dat is ‘Gods gezicht’ of: ‘Gods aangezicht’ (‹H6439›).  

H6465

[‘Peor’] - de naam |פְּעוֹר| (‹Peʿōr - H6465›) komt 5 keer voor in het OT, verdeeld over 4 verzen: Num. 23:28, 25:18, 31:16  en Joz. 22:17. De naam betekent ‘diepte’ of ‘kloof’ en heeft betrekking op de plaats, waarop Kamos, de god van de Moabieten, werd aanbeden. Kamos was dus de ‘heer van de kloof’, dat is Baäl-Peor. Gewoonlijk ziet men in Peor een berg, maar de betekenis van het woord zet daar een vraagteken bij. Was het misschien een kloof of diepte tussen bergen in, een ravijn, waar ment vanuit de tempel ‘Bet-Peor’ op uitkeek? In de verering van Kamos dienden vrouwen als prostitués. Israël was gelegerd aan de voet van deze berg (‹Num. 23:28›). De naam komt in de Bijbel alleen voor in samenhang met deze plaats en gebeurtenis.      [‘op’] - letterlijk: ‘op de gezichten van’.  

H6492

[‘Pekah’] - volgens Gesenius betekent de naam ‘ (‹H6492›), ook wel uitgelegd als ‘van wie de HEERE de ogen geopend heeft’ of: ‘de HEERE ziet’.

H6557

[‘Perez’] - de Hebreeuwse naam |פֶּרֶץ| komt 15 keer in het NT voor, verdeeld over 13 verzen. De betekenis van de naam is ‘doorbraak’ (‹H6557›). Omdat de naam Perez, en niet die van Zerah, onderdeel is van de stamboom van Jezus Christus in Matteüs 1:1-17, zien velen een gelijkenis met de geboorte van de tweeling Jakob en Ezau, want Jakob greep Ezau bij de hiel bij de geboorte en ook bij hen vond er een verwisseling plaats van het eerstegeboorterecht: bij Perez en Zerah tijdens de geboorte, bij Jakob en Ezau doordat Ezau zijn eerstgeboorterecht verachtte en het aan zijn broer Jakob verkocht. Zo werden zowel Jakob als Perez opgenomen in de geboortelijn van Christus. Dit is terug te vinden in de woorden van de profeet Micha in Micha 2:12, 13. 

H6560

[‘Perez-Uzza’] - dat is ‘breuk van Uzza’ of misschien ‘de aanslag op Uzza’ (‹H6560›). 

H6578

[‘Eufraat’] - dit is één van de weinige namen die we echt anders schrijven dan de Statenvertaling, die deze naam weergeeft als ‘Frath’. De naam ‘Eufraat’ is een Griekse weergave van de oorspronkelijke Hebreeuwse naam ‘Frat’, die ‘vruchtbaar’ of: ‘vruchtbaarmakend’ betekent (‹H6578›). De Griekse toevoeging ‘eu’ staat voor ‘goed’, dus een ‘goede vruchtbare of vruchtbaarmakende rivier’. Anderen menen dat de naam betekent: ‘een goed overvloeiende of overstromende rivier’, een naam die dan zou samenhangen met de gunstige invloed van de overvloeiende wateren op de landbouwgronden langs de oevers. 

H6583

[‘Pashur’] - dat is ‘welzijn’ (‹Gesenius›) of miss

H6619

[‘Pitom’] - letterlijk zou dit betekenen ‘nauwe door bergen omgeven plaats’ (‹H6619›). Een andere interpretatie van de naam is ‘huis van Tum’, waarbij Tum de Egyptische zonnegod is. De naam ‘Tum’ zou een relatie hebben met volmaakt zijn. De naam Pitom zou dan ‘huis van de volmaakte’ of: ‘volmaakt huis’ kunnen betekenen.

H6636

[‘Zeboïm’] - dat is ‘gazelles’ of: ‘hyena’s’ (‹Gesenius›) - zie ook Hos. 11:8 (‹H6636›). De betekenis van ‘hyena’s’ is twijfelachtig omdat, als deze dieren ooit al in de Bijbel voorkomen, dat in Jes. 13:22, 34:14 en Jer. 50:39  moet zijn en daar is het een heel ander woord. Eerder betekent het ‘gazelles’ of: ‘schoonheden’ of zelfs ‘bulten’. Nog een andere opvatting is dat het woord ‘garnizoensstad’ betekent (‹Jones' Dictionary of Old Testament Proper Names›). 

H6645

[‘Zibja’] - de naam ‘Zibja’ vinden wij alleen in 2 Kn. 12:2 en in het parallelvers in 2 Kr. 24:1. De vrouwelijke naam |צִבְיָה| betekent ‘gazelle’ (‹ṣiḇyāẖ - H6645›). 

H6648

zie H6649

H6649

[‘Zibeon] - de naam |צִבְעוֹן| (‹ṣiḇʿōn - H6649 - צִבְעוֹן›) komt 8 keer in het OT voor, verdeeld over 7 verzen. In Ri. 5:30 komt de naam drie keer niet als naam voor, maar als een bijv. nmw. met de betekenis ‘veelkleurig’ of ‘kleurig’ onder H6648. Dat vers in Richteren is het enige in heel het OT waar dat woord voorkomt en dat is dan gelijk de betekenis van de naam. Zibeon is volgens Gen. 36:24 de vader van Aja en Ana. Ana ontdekte de warmwaterbronnen toen hij de ezels van zijn vader Zibeon weidde. We zien dus drie generaties nl. (1) Zibeon, (2) Ana, (3) Aholibama, zodat Aholibama de kleindochter van Zibeon is. Daarom hebben wij voor de duidelijkheid ‘klein’ aan het Nederlands woord ‘dochter’ toegevoegd.  

H6636

[‘Zeboïm’] - het Hebreeuwse woord |צְבֹאיִם| (‹ṣbōʾyim - H6636›) betekent ‘gazelles’ of: ‘hyena’s’. Zie ook Hos. 11:8 (‹H6636›). De betekenis van ‘hyena’s’ is twijfelachtig omdat als deze dieren in de Bijbel voorkomen, dat wel moet zijn in Jes. 13:22, 34:14 en Jer. 50:39, terwijl daar sprake is van een heel ander woord. Eerder betekent het ‘gazelles’ of: ‘schoonheden’ of zelfs ‘bulten’.  

H6714

[‘Zohar’] - dat is volgens Gesenius ‘witheid’, maar anderen denken aan ‘geelbruin’  (‹H6714›). 

H6741

[‘Zilla’] - dat is ‘schaduw’ (‹H6741›).    

H6811

[‘Zaïr’] - een ons onbekende plaats in het land Moab. De naam ‘Zaïr’ betekent ‘klein’ (‹H6811›). Deze stad is in ieder geval niet Zoar zoals sommigen hebben gesuggereerd, omdat die plaats in Moab ligt, en ook Seïr is vrijwel uitgesloten. De stadsnaam ‘Zaïr’ komt alleen in 2 Kn. 8:21 voor in het OT.  

H6820

 [‘Zoar’] - de betekenis van de naam |צֹעַר| is: ‘geringe’ of: ‘kleine’ (‹ṣoʿar - H6820›). De naam komt 10 keer in het OT voor, verspreid over 9 verzen. Het plaatsje lag dus niet ver van Sodom en Gomorra, waarvan wij lezen dat deze plaatsen in de Jordaanstreek lagen. De vraag is alleen: lagen Sodom, Gomorra en Zoar in de Jordaanstreek ten zuiden van de Dode Zee of aan de noordzijde ervan waar de Jordaan de Dode Zee instroomt. De meningen hierover verschillen incl. de meningen van archeologen en andere onderzoekers. Op grond van Dt. 34:3, Jes. 15:5 en Jes. 48:34 is er het meeste voor te zeggen dat de plaats aan de noordzijde van de Dode Zee lag en hoogstwaarschijnlijk aan de oostelijke kant van de Jordaan, want er is geen aanwijzing uit de Bijbel dat Sodom en Gomorra in het beloofde land, binnen het land Kanäan In Gen 14:10 lezen wij dat de vallei van Siddim onderdeel van het gebied uitmaakte en dat er veel teerputten of asfaltputten waren. 

H6846

 [‘Zefanja’] - d.w.z. ‘die de HEER verborgen heeft’ (‹H6846›).   

H6847

[‘Zafnat-Paäneah’] - in de oude Koptische taal van Egypte zou dit ‘wereldredder’ betekenen als we afgaan op de weergave van deze naam (‹H6847›) in de Septuaginta. De geschiedschrijver Flavius Josephus meent, afgaand op de ‘Hebreeuwse’ klank van de naam, dat deze naam betekent: ‘onthuller van geheimen’ of: ‘de man aan wie geheimen worden onthuld’. Ook in de Peshitta van het OT wordt de naam zo opgevat.     

H6855

[‘Zippora’] - de Hebreeuwse naam |צִפֹּרָה| (‹ṣipporāẖ - H6855›) betekent ‘vogel’ of ‘vogeltje’ en deze Hebreeuwse naam komt slechts 3 keer in het OT voor nl. in Ex. 2:21; 4:25; 18:2. De naam is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord |צָפַר| (‹ṣāfar - H6852›), dat volgens Gesenius als eerste betekenis ‘cirkelen’ heeft of ‘rondjes draaien’ of ‘omkeren’ of ‘in het rond dansen’ of ‘dansen in een kring’, terwijl het Arabische zusje ‘fluiten’ of ‘tsjilpen’ als eerste betekenis heeft. Dit werkwoord komt in het OT alleen voor in Ri. 7:3, waar het betrekking heeft op het vertrek van de mannen uit het gebergte Gilead of Gilboa. Bij het afdalen van de bergen liep men vast in cirkelend bewegingen en langs kronkelige bergweggetjes. De meningen over de betekenis van dit woord lopen overigens uiteen. Voor |צִפּוֹר| (‹ṣifōr›), de mannelijke variant van dit woord, zie H6833. 

H6859

Zefata 1x 2 Kr. 14:9

H6868

Zeredatha

H6882

Zoraïeten en Zorieten 3x in 3 verzen

H6886

[‘Sarepta’] - of: ‘Zarfath’. De naam vinden we in 1 Kn. 17:9, 10 en Ob. 1:20 (‹H6886›) en in Lk. 4:26 (‹G4558›). De betekenis van het woord is: ‘smeltoven’, een plaats waar metalen gelouterd worden. Er is ongetwijfeld ook een relatie met het woord ‘serafs’, dat staat voor vurige engelen.   

H6891

Zarthan 

H6914

[‘Kibrot-ha-Taäva’] - dat betekent ‘graven van begeerte’ of: ‘graven van lust’ (‹H6914›).  5 x verdeeld over 5 verzen

H6932

Kedemot

H6935

[‘de Kadmoniet[(en)]’] - zIe de Hebreeuwse Namenlijst onder H6935.  

H6946

[‘Kades’] - dat is ‘heilig’. Maar ook een ‘sodomiet’, iemand die zijn lichaam aanbiedt als onderdeel van afgoderij. Voluit ‘Kadesh-Barnea’. 

H6955

[‘Kehat’] - dat is ‘bijeenkomst’ of: ‘vergadering’ (‹H6955›

H6989

[‘Ketura’] - de naam betekent ‘wierook’ (‹H6989›).

H7005

Kattat

H7014

[‘Abel en Kaïn’] - de naam ‘Kaïn’ (‹H7014›) betekent waarschijnlijk ‘bezitting’. In de koran staan de namen als ‘Habil’ en Qabil’, waarbij de naam ‘Qabil’ duidelijk foutief is weergegeven, want in de Arabische Bijbel is die ‘Qayin’.    

H7017

[‘de Keniet[(en)]’] - het betreft hier kennelijk een Kanaänitisch volk dat al in de tijd van Abraham in Kanaän woonde en o.i. dus niet gelijkgesteld kan worden met de Keniet waarvan sprake is in Num. 1:16, nl. een nakomeling van Midian, één van Abrahams zonen die hij verwekt had bij zijn tweede bijvrouw Ketura (‹Gen. 25:2›), die Rehuël verwekte, die weer Hobab verwekte, die tenslotte ‘Ken’ verwekte (‹precieze naam niet vermeld›) en zijn zonen de Kenieten. Lees de uitgebreide toelichting bij Ex. 2:18. ZIe ook de Hebreeuwse Namenlijst onder H7017. 

H7018

[‘Kenan’] - deze naam betekent mogelijk ‘bezitting’ of: ‘eigendom’ (‹H7018›). Het verwante Hebreeuwse woord betekent ‘nest’ of: ‘woning’ (‹H7064›).

H7025

[‘Kir-Hareseth’] - de naam betekent waarschijnlijk ‘muur van potscherven’ (‹H7025›). Het is mogelijk dezelfde stad die in Jes. 16:7,11 en in Jer. 48:31, 36 Kir-Hares wordt genoemd en in Jes. 15:1 wordt aangeduid als ‘de muur van Moab’. De stad bestaat nog steeds in Jordanië ruim 120 km ten zuiden van Amman onder de naam Kerak of Al-Karak en wordt gekenmerkt door een burcht omringd door een diepe vallei die westwaarts doorloopt en uitmondt in de Dode Zee. De burcht werd door de kruisvaarders gebouwd.  

H7074

[‘de Keniziet[(en)]’] - zIe de Hebreeuwse Namenlijst onder H7074.    

H7141

[‘Korach’] - dat is ‘ijs’ en in dichterlijk taal kan het volgens Gesenius ‘hagel’ betekenen. Anderen herleiden het tot een andere Hebreeuwse grammaticale wortel en komen uit op ‘kaalheid’ (‹H7141›).   

H7153

[‘Kirjath-Arba’] - d.w.z. ‘stad van vier’ en in Gen. 35:27 ‘stad van de vier’ (‹H7153›). Men denkt hierbij wel aan de aanwezigheid van 4 Enakieten (‹Vredenburg›), dan wel aan het bestaan van 4 stadsdistricten. 

H7156

[‘Kirjathaïm’] - dat is ‘twee steden’ (‹H7156›) . Zie ook Num. 32:37, Joz. 13:19, 1 Kr. 6:76 en Jer. 48:1, 23. De enkelvoudige Ketiv |קריתמה| is afgeleid van het tweevoudige |קִרְיָתָיְמָה|, zoals |דֹתָן| in 2 Kn. 6:13 afgeleid is van de tweevoudige vorm |דֹתַיִן|. 

H7177

Karta 1x Joz.  21:34

H7178

Kartan 1 x Jo. 21:32

H7192

[‘zilverstukken’] - de betekenis van het Hebreeuwse woord |קְשִׂיטָה| (‹qᵉsīṯāẖ - H7192›) is niet helemaal zeker. In het verleden heeft men wel aan ‘schapen’ gedacht, maar voor die betekenis is geen bewijs volgens Gesenius. In het algemeen denkt men aan een afgewogen hoeveelheid zilver of goud. Uit Gen. 33:19 en Gen. 23:16 leidt men af dat het mogelijk een maat van vier sjekel betrof. Bochart maakt melding van Rabbi Akiba die schrijft over een munt die in latere tijden in Afrika in omloop was en die ‘kesita’ heette . Zie ook Joz. 24:32; Job 42:11.   

H7216 

Ramot 4x

H7245

Rabbit

H7247

[‘Ribla’] - de oude stad Ribla (‹de naam betekent ‘vruchtbare’ - H7247›) ligt zo’n 45 km ten noordoosten van Baälbek en ongeveer 20 km ten zuiden van het Meer van Homs op de oostelijke oever van de Orontes in een wijde vruchtbare vlakte. Nebukadnezar had hier zijn hoofdkwartier gevestigd voor de strijd tegen Jeruzalem. Ook Farao Necho had hier zijn kamp opgeslagen nadat hij het leger van Josia in Megiddo verslagen had (‹2 Kn. 23:29-35; 25:6, 20, 21 en Jer. 39:5; 52:10›). De stad lag op de grote karavaanroute van Israël naar Karchemish aan de Eufraat. In Num. 34:11 wordt gezegd dat het ten oosten van Ain lag. Ain betekent ‘bron’. Er is inderdaad een bron aangetroffen op zo’n 15 km bij Ribla vandaan.  

H7259

[‘Rebekka’] - de naam (‹H7259›) heeft van doen met een touw waaraan een strik of lus zit, waarmee je iemand kan vangen (‹vgl. een lasso›). Dit zou dan verband houden met de schoonheid van Rebekka, waarmee ze wellicht Izak en haar zonen manipuleerde.  

H7278

[‘Regem-Melech’] - de naam |רֶגֶם מֶלֶךְ| (‹reg̱em meleḵ - H7278›) zou volgens Gesenius ‘vriend van de koning’ betekenen.  

H7327

[‘Ruth’] - de naam betekent misschien ‘naaste’ (‹H7327›), samenhangend met de betekenis van het Hebreeuwse vrouwelijke zelfst. nmw. |רְעוּת| (‹H7468›), dat 6 keer in het OT voorkomt, verdeeld over 6 verzen. Het betekent ‘naaste’ en het is enkele keren onderdeel van de uitdrukking ‘iedere vrouw haar naaste’, met als mannelijk variant ‘iedere man zijn naaste’ (‹zie Ex. 11:2›), maar enkele keren lezen wij in het Nederlands ‘elkaar’ of ‘zich’ b.v. in Jes. 34:15, 16 en Jer. 9:20 en Zach. 11:9. In Esther 1:19 is de toekomstige koningin Esther de naaste van de voorgaande koningin Vashti. 

De vraag is of dit werkelijk de betekenis van de naam ‘Ruth’ is, die 12 keer in het OT voorkomt, alleen in het boek Ruth, verdeeld over 12 verzen, want de Hebreeuwse spelling van de naam ‘Ruth’ verschilt van die van het Hebreeuwse woord ‘naaste’ en van het Hebreeuwse woord ‘zoekster’ of ‘najaagster’ dat 7 keer in het boek Prediker voorkomt (‹Pred. 1:14; 2:11; 17:26; 4:4, 6; 6:9), hoewel Ruth wel gezien kan worden als de naaste van Naomi en als een zoekster, want zij ging op zoek naar de God van Israël.

–Men leidt de naam in taalkundig opzicht ook wel afwerken van het Hebreeuwse werkwoord ‘zien’ en zo komt men dan tot de betekenis van ‘mooi’ nl. ‘mooi om te zien’ of ‘knap’ en de mannelijke vorm van de naam zou dan ook voor ‘mooi’ of  ‘schoon van uiterlijk’ staan. Volgens K&D gaat het bij Ruth en Orpa overigens om niet-Hebreeuwse namen waarvan de betekenis op grond van het Hebreeuws niet goed vastgesteld kan worden, maar dat is misschien iets te sterk gezegd want de talen hebben wel een sterke verwantschap. 

–Er is een taalkundige reden om te denken aan de betekenis ‘bekeerde vrouw’, als wij afgaan op de Arabische wortel |||رَعَو||| of |||رُعَو|||, tegenwoordig geschreven als |||رَعَا|||  die staat voor ‘strijden tegen zonde’ of ‘weerstand bieden aan de zonde’. Het daarvan afgeleide zelfst. nmw. |||رَعَوى||| of |||رُعَوى||| betekent ‘bekering (‹zie H. Wehr - Dictionary of Modern Written  Arabic›). Ruth, de Moabitische, keert zich af van de aanbidding van Kamos (‹H3645›), de afgod van de Moabieten, genoemd in Num. 21:29, Ri. 11:24, 1 Kn. 11:7, 33, 2 Kn. 23:13 en Jer. 48:7, 13, 46 en zij wendt zich tot de God van Israël. 

–In het ergste geval betekent de naam ‘kameel- of paardenmest’, |||رُوث|||, een wel erg verachtelijke naam voor een mens, zodat wij het bijna niet durven opschrijven. 

H7344

[‘Rehobot’] - dat is ‘ruime plaatsen’ of: ‘open ruimtes’ (‹H7344›).

H7345

[‘Rehab-Jah’] - de mannelijke Hebreeuwse naam |רְחַבְיָהוּ| (‹Rᵉḥaḇ-Jāẖū - H7345›) komt 5 keer in het OT voor, verdeeld over 3 verzen nl. in 1 Kr. 23:17; 24:21; 26:25. Rehab-Jah of Rahab-Jahoe was afkomstig van Eliëzer, de tweede zoon van Mozes (‹zie 1 Kr. 23:16›). De naam betekent ‘voor wie de HEER ruimte maakt’. 

H7414

Rama of Ramat 36 verzen

H7432

Remet

H7433

Ramot (in Gilead) 22 verzen

H7437

Ramat-Lechi Ri. 15:17 1x 

H7466

[‘Rehu’] - dat is ‘vriend’ (‹H7466›).   

H7467

[‘Rehuël’] - de naam ‘Rehuël’ (‹|רְעוּאֵל| - rᵉʿūʾēl - H7467›) betekent ‘vriend van God’. Hij was waarschijnlijk dezelfde persoon als Jethro (‹|יִתְרוֹ| - yᵉṯrō - ‘zijn overvloed’ - H3503›). Zie Ex. 3:1. In Num. 10:29 wordt de zoon van Jethro ‘Hobab’ (‹|חֹבָב| - hoḇāḇ - H2246›) genoemd. Maar deze Hobab wordt in Ri. 1:16 en 4:11 in veel vertalingen ‘schoonvader’ van Mozes genoemd, terwijl andere vertalingen hetzelfde Hebreeuwse woord met ‘zwager’ vertalen. De betekenis van de wortel van het Hebreeuwse woord is ‘familierelaties aangaan’ (‹Gesenius›) en in verband daarmee ‘besnijden’ (‹zie de noot bij Ex. 4:25›), waarbij dan ‘zwager’ een afgeleid naamwoord is. Wij hebben dan ook wat betreft ‘Hobab’ voor de vertaling ‘zwager’ gekozen. 

H7486

[‘Rameses’] - letterlijk: ‘zoon van de zon’. De volledige naam zou geweest zijn Pi-Rameses ofwel ‘huis van de zoon van de zon’ (‹H7486›).     

H7497

[‘Refaïeten’] - een volk van reuzen, net als de Enakieten, de Zuzieten en de Emieten. De naam werd ook wel als een algemene naam voor al deze reuzenvolken gebruikt (‹H7497›). Zie o.a. Gen. 15:20 en Dt. 2:12, 20, 3:11,13, Joz. 12:4,12; 15:8; 2 Sm. 21:16, 18, 20, 22 en 1 Kr. 20:4, 6.  

H7508

[‘Rafidim’] - dat betekent ‘rustplaatsen’ (‹H7508›). In oud Nederlands ‘pleisterplaatsen’. 

H7557

Rakkat

H7575

[‘Ritma’] - H7575

H7586

[‘Saul’] - dat is ‘gewenst’ of: ‘om wie men heeft gevraagd’  (‹H7586›). 

H7597

Sealtiël

H7708

[‘Siddim’] - dat is ‘vlakke velden’ (‹H7708›). 

H7741

[‘Schave-Kiriathaïm’] - dat is ‘de valleivlakte van de twee steden’ (‹H7741›). Dit is de enige keer dat de naam voorkomt in het OT. 

H7744

Suah. 2x  Gen. 25:2, 1 Kr. 1:32 Volgens Gesenius is de betekenis van de Hebreeuwse naam |שׁוּחַ| ‘put’ . Het is de naam van een zoon van Abraham en Ketura. De afstammelingen zijn de Suhieten, genoemd in Job 2:11, 8:1 en 25:1 (‹H7747›)

H7747

Suhiet - zei H7744

H7766

[‘Sunem’] - dat is ‘twee rustplaatsen’ (‹H7766›), een stad in het gebied van de stam Issaschar (‹zie ook Joz. 19:18, 1 Sm. 28:4›). Een vrouw uit deze plaats is een Sunamitische (‹zie 1 Kn. 1:3, 2:17 en 2 Kn. 4:12›), maar dus ook een Shulamitische als de plaats ook Shulem genoemd werd, zoals Eusebius schrijft, een plaats zo’n 8 km ten zuiden van de berg Tabor. 

H7851

[‘Sittim’] - de Hebreeuwse naam |שִׁטִּים| (‹šiṯīm - H7851›) betekent ‘acacia’s’. Het komt op 5 plaatsen als plaatsnaam voor in het OT nl. in Num. 25:1, 33:49, Joz. 2:1, 3:1, Joël 4:18 en Micha 6:5. De plaats ligt in de velden van Moab tegenover Jericho. Hier was het volk Israël gelegerd voordat het de Jordaan zou overtrekken. Het Hebreeuwse enkelvoudige zelfst. nmw. |שִׁטָּה| (‹šṯāẖ - H7848›) betekent ‘acacia’ of ‘acaciahout’ of ‘sittimhout’. In het algemeen wordt aangenomen, dat het om acaciahout gaat, dat donkerder en harder is dan eikenhout en daarom moeilijk te bewerken is. De Egyptenaren in de oudheid gebruikten het voor de klampen (‹of ‘krammen’›) waarmee zij hun mummiekisten dichtmaakten en voor de bouw van hun boten. De grillige acaciaboom groeit alle kanten uit en draagt dorens. De boom komt veel voor in de Sinaïwoestijn. Het woord komt 28 keer in het OT voor verdeeld over 28 verzen.

H7884

Sichor-Libnat 1 x

H7966

[‘Sallum’] - dat is ‘vergelding’ (‹H7966›)

H7974

[‘Selah’] - dat is ‘wapen’ of: ‘nakomeling’ (‹H7974›).   

H8019

Selomit 8 x verdeeld over 8 verzen

H8035

[‘Sem’] - dat is ‘naam‘ (‹H8035›).   

H8038

[‘Sinab’] - deze naam betekent mogelijk ‘tanden van de vader’ (‹H8134›).   [‘Semeber’] - dat is ‘hoogvlieger’ of: ‘hoogzwever’ (‹H8038›).     

H8048

[‘Samma’] - zie H8048.

H8096

[‘Simeï’] - dat is ‘beroemd’ of: ‘bekend’  (‹H8096›).   

H8100

Simeat 2 x   2 Kn. 12:21 en 2 Kr. 24:26

H8111

[‘Samaria’] - deze stadsnaam komt 109 keer in het OT, verdeeld over 101 verzen. De naam betekent ‘wachtpost’ (‹| שֹׁמְרוֹן| - šomrōn - H8111›). Dit is de naam van de oorspronkelijke eigenaar van de stad: ‘Semer’ (‹voor de naam Semer zie de Hebreeuwse Namenlijst onder H8106›). De betekenis van de Hebreeuwse naam Samaria is ‘de wakende’ of ‘wachtende’ in de zin van een wachtpost. Het Hebreeuwse werkwoord waarvan de namen Semer en Samaria zijn afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord |שָׁמַר| (‹šāmar - H8104›), dat ‘waken’, ‘de wacht houden’ of ‘bewaren’ (‹b.v. het bewaren van Gods geboden›).  

H8116

Simrit 2 Kr. 24:26 1x 

H8152

[‘Sinear’] - het gebied waar de mensen na de zondvloed gingen wonen (‹Gen. 11:2›), het latere Babylonië (‹H8152›). — 

H8165

[‘Seïr’] - dat is ‘harig’ of: ‘ruig’ (‹H8165›), zowel duidend op Ezaus voorkomen als op de beboste en ruige bergen van Edom. In Gen. 36:6 zien we dat dit het gebied van Ezau werd. Ezau was dus in Edom gaan wonen, tegenover zijn broeder wsl. in de buurt van Ismaël (‹zie Gen. 16;12 en Gen. 28:9›), ten zuidoosten van Kanaän (‹Gen. 23:19, 25:18›). 

H8167

Sehirat 1x een plaats in het bergland van Efraïm Ri. 3:26, 27

H8219

[‘Laagland’] - dat is ‘de Shefalah’ (‹H8219›), d.w.z. het vlakke gebied langs de Middellandse Zee, de kustvlakte van Kanaän. Overigens betekent de naam Kanaän zelf ook ‘laagland’ (‹H3667›).  

H8224

Sifmot 1 Sm. 30:28 

H8227

[‘Safan’] - dat is ‘klipdas’ (‹H8227›). 

H8272

[‘Sar-Etser’] - deze naam (‹H8272 - ‘prins van vuur’ - dit is de betekenis volgens Gesenius›) komt ook voor in Jes. 37:38 en Jer. 39:3,13 en is ongetwijfeld van Assyrische oorsprong. Het zou goed kunnen dat de man in Babel geboren was.   

H8283

[‘Sara’] - de naam betekent vlg. K&D ‘prinses’ en vlg. Vredenburg ‘vorstin’, de stammoeder van toekomstige volken (‹H8283›).  

H8286

[‘Serug’] - dat is ‘tak’ (‹H8286›). 

H8297

[‘Sarai’] - de naam betekent vlg. K&D mogelijk ‘prinselijk’ of: ‘voornaam’, volgens Vredenburg ‘strijdbare’ (‹H8297›).    

H8352

[‘Seth’] - dat is ‘gezet’ en dan wel ‘gezet in de plaats van’, ofwel ‘een vervanging’ of: ‘compensatie’ (‹H8352›). Het woord houdt verband met een Hebreeuws werkwoord (‹H7896›), dat ‘zetten’ betekent.

H8339

[‘Zerubbabel’]  - de naam |זְרֻבָּבֶל| (‹zrūbāḇel - H2216›) betekent waarschijnlijk ‘gezaaid in Babel’, d.w.z. ‘geboren in Babel’ |זְרוּעַ בָּבֶל| (‹zrūʾa bāḇel›). De naam is een samenstelling van |זָרַב| (H2215) en |בָּבֶל| (H894). De naam komt 21 keer in het OT voor. Zerubbabel is dezelfde persoon als Sesbazzar (‹H8339›) in Ezra 1:8, 11 en die als betekenis heeft ‘aanbidder van vuur’ en die dus duidelijk zijn Babylonische naam is.

H8407

[‘Tiglath-Pilezer’] - de naam Tiglath-Pilezer (‹H8407›) komt 6 keer in het OT voor nl. in 2 Kn. 15:29, 2 Kn. 16:7, 10, 1 Kr. 5:6, 26 en 2 Kr. 28:20. In de laatste drie Bijbelverzen in de 1 en 2 Kr. staat er ‘Tilgath-Pilneser’. 

H8431

[‘Tideal, koning van Gojim’] - dat is vertaald ‘Vrees, koning van volken’ (‹H8413›). ‘Van volken’ (‹H8413›) is door ons weergegeven als ‘Gojim’, omdat velen menen dat het hier om de aanduiding van een gebied gaat. K&D beschouwen het als een oude benaming voor Galilea, mogelijk met andere grenzen, het gebied ten noorden van de vlakte van Jizreël (‹vgl. Joz. 12:23, Ri. 4:2 en Jes. 8:23›). 

H8556

Timnat-Serah 3x

H8612

[‘Tofet’] - de betekenis van deze naam is niet zeker (‹H8612›). De naam komt in het OT voor in Jer. 7:31, 32, 19:6, 11, 12, 13, 14. De grondbetekenis zou zijn ‘een plaats waar men op spuwt’ (‹vgl. Job 17:6 - H8611 - en Jes. 30:33 - H8613›). Gesenius suggereert dat de naam zou staan voor ‘plaats waar men de doden verbrand’ of voor ‘begraafplaats’. De rabbijnen zouden de naam ook opvatten als een verwijzing naar de hel, de plaats van vuur. We denken dat er taalkundig het meest te zeggen is voor de eerste betekenis, maar anderzijds was de vreselijke praktijk om daar kinderen voor de afgoden door het vuur te laten oversteken, dan wel aan hen te offeren, een helse en satanische activiteit, die mogelijk in de tweede betekenis van het woord doorklinkt. 

H8646

[‘Terah’] - dat is ‘rustplaats’ (‹H8646›). De naam ook wordt ook wel uitgesproken als ‘Terach’. 

H7854

in het Hebreeuws staat hier inderdaad het woord ‘satan’ (‹H7854 - |שָׂטָן| - sātān›), zonder bepaald lidwoord. Het woord betekent ‘tegenstander’. In het Grieks is dit het woord ‘diabolos’. Het Hebreeuwse woord ‘satan’ komt 27 keer voor in het OT, verdeeld over 23 verzen. In de volgende verzen staat het met het bepaalde lidwoord erbij en duidt het op de satan als de leider van alle gevallen engelen, de duivel, de oude slang: Job 1:6, 7, 8, 9, 12 en Job 2:1, 2, 3, 4, 6, 7 en  Zach. 3:1, 2.  

Grieks G4567

[‘satan’] - het woord ‘satan’, dat ‘tegenstander’ betekent, is niet een Grieks, maar een Semitisch woord. Hebreeuws en Aramees  zijn Semitische talen. In het Aramese NT van de Peshitta vinden wij 49 keer het woord ‘satana’ verdeeld over 45 verzen, terwijl het Aramese woord ‘akalqartsa’ (‹=duivel›) 20 keer voorkomt verdeeld over 20 verzen. De Aramese benaming Beëlzebul voor de duivel komt 7 keer voor in de Aramese Peshitta nl. in Mt. 10:25; 12:24, 27; Mk. 3:22; Lk. 11:15, 18, 19. 

–Het Aramese woord ‘satana’ in de Peshitta wordt in de lezing van de Griekse NA28, MHT en TR 32 keer als ‘satan’ getranscribeerd, 16 keer vertaald als ‘diabolos’ en 1 keer als ‘Belial’ weergegeven nl. in 2 Kor. 6:15.

–Het Aramese woord ‘akalqartsa’ voor (de) duivel wordt in de lezing van de Griekse NA28, MHT en TR 19 keer weergegeven als ‘diabolos’ en 1 keer als ‘satan’ nl. in Lk. 13:16.

–Het Aramese woord ‘Beëlzebul’  wordt in de lezing van de Griekse NA28, MHT en TR getranscribeerd als: ‘Beëlzebul’ (‹||Βεελζεβούλ|| - G954›), waarvan 1 keer met een alternatieve lezing nl. Beëlzebub in Mt. 10:25. De Latijnse Vulgata leest ook Beëlzebub. Mogelijk is er een relatie met een Filistijnse god van de stad Ekron (‹zie 2 Kn. 1:2›). Beëlzebub zou betekenen ‘heer van de vliegen’. Met die naamgeving zouden de Israëlieten de goden van de volken hebben willen vernederen. 

– In het OT komt het Hebreeuwse woord ‘satan’ 27 keer voor verdeeld over 23 verzen, waarbij het in 13 gevallen de satan, het hoofd van de gevallen engelen betreft, nl. in Job 1:6, 7, 8, 9, 12 en Job 2:1, 2, 3, 4, 6, 7 en  Zach. 3:1, 2.

–In het OT komt het Hebreeuwse woord ‘Belial’ (‹H1100›) 26 keer voor. Zie de noot bij Ri. 19:22.   

H8423

[‘Tubal-Kaïn’] -  deze naam betekent mogelijk ‘smid van metaalslakken’ (‹H8423›). Anderen menen dat de werkelijke betekenis van de naam niet bekend is.  

H8425

[‘Togarma’] - het is een noordelijke natie. Men meent dat dit de Armeniërs zijn en ook de Armeniërs zelf identificeren zicch met Togarma (‹H8425›). 

H8472

[‘Tachpenes’] - volgens Rosellini en Wilkinson (‹Ges. Thes. p. 1500›) was Tachpenes (‹H8472›) ook de naam van een Egyptische godin. Ook de vrouw van de farao droeg deze naam, die mogelijk betekent ‘vrouw van de farao’ of: ‘meesteres van de farao’. Onder de koningen van Juda werd de laatste titel ‘meesteres’ (‹|גְּבֶרֶת| - gḇereṯ - H1404›) gegeven aan de moeder van de koning, die mogelijk de leiding had over de ‘harem’, een taak die mogelijk bij haar dood overgenomen werd door de dan regerende koningin.     

–De betekenis van de naam is niet zeker (‹H8471›). In de LXX vinden wij de naam ‘Tafne’, dat is Daphne, dat gelegen was in de noordoostelijke Nijldelta aan het Meer van Menzalah. Het was een sterke grensstad. De naam ‘Tachpenes’ vinden wij in 10 keer in het OT verdeeld over 9 verzen: 1 Kn. 11:19, 20 (‹2 keer›); Jer. 2:16; 43:7, 8, 9; 44:1; 46:14 en in Ez. 30:18. De Joden vluchtten hierheen na de dood van Gedal-Jahoe en hebben hier een tijd gewoond. In 1886 werd de stad bij opgravingen weer teruggevonden door William Flinders Petrie. De plaats stond bij de inheemse bevolking bekend als ‘Het kasteel van de dochter van een Jood'. Petrie vond een versterkt fort met vestingwallen eromheen. Ook werd er veel aardewerk gevonden dat afkomstig was van het Griekse bevolkingsdeel. Hij vond een plaveisel bij de ingang van het paleis van de farao dat in aanmerking zou kunnen komen voor het plaveisel dat in Jer. 43:8-10 wordt genoemd, waarop later Nebukadnezar zijn statietenten zou oprichten. In 664-610 v. Chr. huisvestte koning Psammetichus een garnizoen van buitenlandse handelaren in Daphne, voornamelijk Kariërs en Ioniërs uit Griekenland (‹zie Herodotus ii. 154›). Na de verwoesting van Jeruzalem in 586 v. Chr. kwamen de vluchtelingen met inbegrip van Jeremia naar Tachpenes (‹Jer. 43, 44›). Toen Mancratis van Amasis II (‹570-526 v. Chr.›) het alleenrecht kreeg over de Griekse handel, werden de Grieken uit Daphne verwijderd en keerde de vroegere welvaart niet meer terug.  

H8487

[‘Teman’] - deze naam komt voor het eerst hier in de Bijbel voor. De naam betekent ‘rechts’ of: ‘aan de rechterkant’. Ook ‘zuidelijk’ of: ‘ten zuiden van’ of: ‘zuidwaarts’ (‹8487›). Het is de naam van de zoon van Elifaz en later de naam van zijn grondgebied binnen Edom. 


[‘Efa’] - (‹H5891›).   [‘Efer’] - (‹H6081›).   [‘Henoch’] - zie de noot bij Gen. 4:17.   [‘Abida’] - (‹H28›)   [‘Eldaä’] - (‹H420›).    [‘Scheba’] - dat is ‘zeven’ of: ‘eed’ (‹H7614›).     [‘Dedan’] - de betekenis van de naam is onduidelijk (‹H1719›).      [‘Aschurieten’] - de naam ‘Aschur’ betekent ‘een stap’ of: ‘een trede’. Anderen menen dat de naam ‘vlakte’ betekent (‹H805›). Zie de noot bij 2 Sm. 2:9.     [‘Letusieten’] - dat is ‘bewerkt met de hamer’ of: ‘scherp gemaakt’ (‹H3912›).     [‘Leümmieten’] - dat is ‘volken’ (‹H3817›). [‘Zimran’] - men herleid de naam wel tot drie Hebreeuwse werkwoordsvormen en komt zo tot drie mogelijke  betekenissen nl. (‹1›) muzikant, (‹2›) snoeier (‹van bomen›) en (‹3›) man van het bergschaap (‹H2175›).   [‘Joksan’] - dat is ‘iemand die strikken legt’ of: ‘een vogelvanger’ (‹H3370›).    [‘Medan’] - dat is  ‘strijd’ of: ‘twist’ of: ‘onenigheid’ (‹H4091›).    [‘Midian’] - dat is ook ‘strijd’ of: ‘twist’ of: ‘onenigheid’ (‹H4080›).    [‘Jisbak’] - dat is ‘hij laat achter’ of: ‘hij laat los’ (‹H3435›).    [‘Suah’] - de meningen lopen uiteen: vollgens Gesenius ‘put’ (‹H7744›), volgens anderen ‘edel’ en weer anderen ‘uitroep’ of: ‘weelde’ . 

[‘Nabajoth’] - (‹H5032›).   [‘Kedar’] - (‹H6938›).    [‘Adbeël’] - (‹H110›).   [‘Mibsam’] - (‹H4017›). [‘Misma’] - dat is ‘het gehoorde’ of: ‘verslag’ (‹H4927›).   [‘Duma’] - dat is ‘stilte’ of: ‘plaats van stilte’ (‹H1746›).    [‘Massa’] - dat is ‘het drage’ of: ‘de (‹draag›)last (‹H4854›).   [‘Hadar’] - dat is ‘sieraad’ of: ‘kamerling’ (‹H2316›).   [‘Tema’] - ‘woestijn’ of: ‘wildernis’ (‹H8485›), een gebied in het noorden van het Arabische scheireiland.    [‘Jetur’] - dat is ‘omheining’ (‹H3195›).   [‘Nafis’] - dat is ‘verfrissing’ of: ‘verkwikking’ (‹H5305›)    [‘Kedma] - dat is ‘oostwaarts’ (‹H6929›).  

[‘Havila’] - er zijn verschillende opvattingen over de betekenis van deze naam: (‹1›) ‘cirkel’, (‹2›) ‘voortbrengen, baren met beven’ en ‘slaperig dorpje’ of: ‘krachteloze openbaring’ (‹H2341›).     [‘Sur’] - dat is ‘muur’ (‹H7793›).  [‘Paddan-Aram’] - dat is de vruchtbare vlakte van Aram (‹H6307›).

[‘Pallu’] - ‘een aanzienlijk man’ of: ‘een man van aanzien’ (‹H6396›).    [‘Hezron’] - ‘de ommuurde’  (‹H2696›).   [‘Karmi’] - ‘mijn wijngaard’ of: ‘mijn wijngaardenier’ (‹Gesenius›) (‹H3756›). 


H8553

Timnata,Timna 10 verzen

H8607

Tifsach - 2 x.  1Kn. 5:4 en 2 Kn. 15:16  oversteek, oversteekplaats afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord

[‘Tifsach’] - deze plaats lag aan de uiterste oostgrens van het grote rijk van Salomo, aan de westzijde van de Rivier de Eufraat, later Thapsacus genoemd door geschiedsschrijvers als Strabo e.a. Zie ook Gesenius onder H8607 voor de plaats Tifsach die alleen in 1 Kn. 5:4 en in 2 Kn. 15:16 wordt genoemd. 

H8646

Terach

H8656

[‘Tirza’] - dat is ‘aangenaamheid’ of: ‘behaaglijkheid’ (‹H8656›). Het Hebreeuwse werkwoord dat de basis van dit woord vormt, zou van een zeer oude West-Semitische wortel komen, die we ook aantreffen in een brief van Amarna van rond 1370 v. Chr. Het werkwoord wordt in de Bijbel gebruikt om Gods reactie mee te omschrijven ten aanzien van zijn Knecht, zijn Dienaar (‹Jes. 42:1›) of ten aanzien van zijn volk (‹Mal. 1:8›). Het werkwoord wordt ook gebruikt om de aanvaarding van offers mee aan te geven (‹2 Sm. 24:23›) of voor het genieten van rust zoals op sabbat (‹Lev. 26:34 ‘zich tegoed doen aan’›). Het werkwoord heeft een mannelijke afgeleide vorm ‘rason’ met als betekenis ‘gunst’, ‘behagen’ en ‘aanvaarding’ (‹zie Dt. 33:16, Ex. 28:38, Ezra 10:11 en Ps. 40:9›).  



Bet-Saïda NT 7x 


Bronnen:

EBV bijbeltekst




Gesenius’ Hebrew and Chaldee Lexicon to the Old Testament Scriptures - Translated by Samuel Prideaux Tregelles., LL. D. - WM, B. Eerdmans Publishing Company - Grand Rapids, Michigan, 1949



Bewerking: 

redactie EBV - 1 juni 2024