6
1 Als medewerkers van GOD roepen wij jullie hiertoe op, zodat de genade van GOD die jullie ontvangen hebben, niet zonder uitwerking in jullie leven zal zijn.      2 Want Hij heeft gezegd:
 
“In de tijd van het welbehagen heb Ik je verhoord
en op de dag van redding heb ik je geholpen!”
 
Zie, nu is het de tijd van het welbehagen, zie, nu is het de dag van redding!   
 
De verdrukkingen van de apostel Paulus
3 Waarom zouden jullie iemand in enig opzicht reden tot aanstoot geven? Er mag toch geen smet op onze bediening komen,      4 maar wij behoren ons in alles als dienaren van GOD te gedragen: met veel volharding, in verdrukkingen, in noden, in gevangenschappen,      5 onder slagen, in boeien, bij oproeren, bij arbeid, bij waken, onder vasten,    6 in reinheid, met kennis, met geduld, met vriendelijkheid, in de Heilige Geest, met ongeveinsde liefde, 7 met het woord van de waarheid, door de kracht van GOD, met de wapenen van de gerechtigheid in de rechterhand en in de linkerhand, 8 bij eer en oneer, bij kwaad gerucht en goed gerucht, als misleiders, en toch betrouwbaar, 9 als onbekenden, terwijl wij toch bekend zijn, als stervenden, en zie, wij leven, als gestraften, maar niet ter dood gebracht,    10 als bedroefd, maar toch altijd blij, als arm hoewel wij velen rijk maken, alsof wij niets hebben, maar toch alles bezitten.
11 Wij hebben onze mond tegen jullie geopend, Korintiërs, ons hart staat wijd open. 12 Jullie worden niet door ons belemmerd, maar jullie worden belemmerd door jullie eigen gevoeligheden.    13 Maar ik zeg tegen jullie als tegen kinderen: Vergoed mij wat jullie mij verschuldigd zijn en word overvloediger in jullie liefde voor mij!     
 
Vorm geen ongelijk span
14 Vorm geen span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeenschappelijk met ongerechtigheid, en wat is de overeenkomst tussen het licht en de duisternis?      15 Of wat voor overeenstemming is er tussen Christus en de satan? Of wat voor deel heeft de gelovige met de ongelovige?    16 Of wat voor overeenstemming is er tussen de Tempel van GOD en die van de demonen? Want jullie zijn de tempel van de levende GOD, zoals er gezegd is:
 
“Ik zal onder hen wonen en Ik zal onder hen wandelen.
Ik zal hun GOD zijn en zij zullen mijn volk zijn.       
17 Ga daarom uit hun midden weg
en scheid je van hen af, zegt de HEERE.
Raak niet aan wat onrein is,
dan zal Ik jullie aannemen.   
18 Ik zal jullie tot Vader zijn
en jullie zullen Mij tot zonen en dochters zijn,
zegt de HEERE, de Almachtige.”