Paulus’ houding tegenover de gemeente en de zondaar
2
1 Dit heb ik echter bij mijzelf besloten om niet opnieuw bedroefd bij jullie te komen.    2 Want als ik jullie bedroefd maak, wie anders zal mij dan verblijden, dan alleen degene die ik bedroefd gemaakt heb? 3 Dit heb ik jullie geschreven, opdat degenen die mij vreugde zouden moeten geven, mij niet bedroefd zullen maken wanneer ik kom. Maar ik heb vertrouwen in jullie allen, dat mijn vreugde ook jullie vreugde is.        4 Ik heb deze dingen onder veel tranen in grote druk en beklemdheid van hart aan jullie geschreven, niet om jullie te bedroeven, maar opdat jullie de overvloedige liefde, die ik voor jullie heb, zouden beseffen.   
 
5 Maar als iemand mij bedroefd heeft gemaakt, dan heeft hij niet alleen mij bedroefd gemaakt, maar in zekere zin jullie allemaal, zodat deze opmerking jullie niet zwaar zal vallen.      6 Voor zo iemand is deze berisping door velen voldoende.    7 Anderzijds is het goed om hem nu te vergeven en te troosten, zodat zo iemand niet door een overmaat van droefheid wordt overweldigd.    8 Daarom verzoek ik jullie om jullie liefde aan hem te bevestigen.    9 Want ook daarom heb ik geschreven om te weten of jullie werkelijk in alles gehoorzaam zijn.    10 Degene die jullie vergeven, vergeef ik ook. Want wat ik hem vergeven heb, heb ik omwille van jullie voor het aangezicht van Christus vergeven,    11 opdat de satan ons niet overmeestert, want wij kennen zijn gedachten.   
 
Een aangename geur voor God
12 Toen ik in Troas kwam met het Goede Nieuws van Christus, werd er door de HEERE een deur voor mij geopend, maar ik had geen rust in mijn geest, omdat ik mijn broeder Titus niet aantrof.      13 Daarom verliet ik hen en vertrok naar Macedonië.   
14 Maar GOD zij dank, die ons te allen tijde tot een schouwspel in Christus maakt en de geur van zijn kennis overal openlijk door ons verspreidt.        15 Want wij zijn voor GOD een aangename geur in Christus onder hen die leven en onder hen die verloren gaan, 16 voor de laatsten een doodsgeur ten dode en voor de eersten een geur van leven tot het Leven. Wie zal voor deze dingen geschikt geacht worden?      17 Wij zijn echter niet als de anderen, die de woorden van GOD verdraaien, maar wij spreken voor GOD in Christus overeenkomstig de waarheid en overeenkomstig dat wat van GOD afkomstig is.