Waarschuwing aan de priesters
2
1 “Welnu, voor jullie is dit gebod, priesters. 2 Als jullie niet luisteren en als jullie het niet ter harte nemen om mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE van de legermachten, dan zal Ik de vloek onder jullie zenden en zal Ik jullie zegeningen in een vloek veranderen, ja, Ik heb ze al in een vloek veranderd, omdat jullie het niet ter harte nemen.      3 Zie, Ik zal het zaad bij jullie straffen en Ik zal drek op jullie gezichten strooien, de drek van jullie feesten, en daarmee zal men jullie afvoeren.    4 Dan zullen jullie weten, dat Ik dit gebod tot jullie gezonden heb, opdat mijn Verbond met Levi blijft bestaan, zegt de HEERE van de legermachten.      5 Mijn Verbond met hem was leven en vrede. Die gaf Ik hem om ontzag te hebben en hij had ontzag voor Mij en beefde voor mijn Naam.    6 De Wet van de waarheid was in zijn mond en er werd geen onrecht op zijn lippen gevonden. Hij wandelde met Mij in vrede en in oprechtheid en hij bracht velen tot bekering van ongerechtigheid.    7 Want de lippen van de priester moeten kennis bewaren en uit zijn mond zal men de Wet zoeken, want hij is de bode van de HEERE van de legermachten.”   
8 Maar jullie zijn van de weg afgeweken, jullie hebben velen doen struikelen door het Wetsonderwijs, jullie hebben het Verbond met Levi geschonden, zegt de HEERE van de legermachten.    9 Daarom maak ook Ik jullie verachtelijk en onaanzienlijk voor heel het volk, zoals ook jullie geen aandacht schenken aan mijn wegen en met aanzien van de persoon de Wet onderwijzen.”   
 
De HEERE haat de echtscheiding
10 “Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouweloos met elkaar door het Verbond van onze vaderen te schenden?      11 Juda heeft ontrouw gepleegd, het heeft een gruweldaad begaan in Israël en in Jeruzalem, want Juda heeft het heilige van de HEERE, dat Hij liefheeft, geschonden, want Juda is met de dochter van een vreemde god getrouwd.      12 De HEERE zal ieder die dat doet uitroeien uit de tenten van Jakob, zowel wie roept als wie antwoordt, en zelfs wie een spijsoffer brengt aan de HEERE van de legermachten.”     
13 “Het tweede wat jullie doen is, dat jullie het altaar van de HEERE overdekken met tranen, met geween en gekerm, omdat Hij zich niet meer tot het spijsoffer wendt en het niet meer met welgevallen uit jullie hand aanneemt.      14 Jullie zeggen: ‘Waarom?’ Omdat de HEERE getuige geweest is tussen jou en de vrouw van je jeugd tegenover wie je ontrouw bent geworden, terwijl zij toch je metgezellin was en de vrouw van je verbond.      15 Niet één die nog geest over heeft, doet dat! En die ene dan? Die zocht het zaad van GOD! Waak daarom over jullie geest en laat men niet ontrouw zijn tegenover de vrouw van zijn jeugd.      16 Want: ‘Hij zegt dat hij haar haat en vervolgens zegt hij: Scheiden!’, zegt de HEERE, de GOD van Israël, en: ‘Zo bedekt hij zijn kleed met onrecht!’, zegt de HEERE van de legermachten. Waak daarom over je geest en wees niet ontrouw!   
17 Jullie vermoeien de HEERE met jullie woorden. En jullie zeggen: ‘Waarmee vermoeien wij Hem?’ Doordat jullie zeggen: ‘Ieder die kwaad doet, is goed in de ogen van de HEERE en Hij houdt van hen!’, of: ‘Waar is de GOD van het oordeel?’ ”