Het tweede woord van de HEERE - Zegen voor Jeruzalem
8
1 Het woord van de HEERE van de legermachten kwam tot mij en het luidde:   
 
2 “Zo zegt de HEERE van de legermachten: ‘Ik heb met grote ijver voor Sion geijverd, met grote, brandende toorn heb Ik Mij aan haar toegewijd.’        3 Zo zegt de HEERE: ‘Ik ben naar Sion teruggekeerd en Ik zal midden in Jeruzalem wonen en Jeruzalem zal ‘Stad van de waarheid!’ genoemd worden en de berg van de HEERE van de legermachten ‘De heilige Berg!’     
4 Zo zegt de HEERE van de legermachten: ‘Er zullen weer oude mannen en oude vrouwen op de pleinen van Jeruzalem zitten. Iedere man zal zijn stok in zijn hand hebben vanwege zijn hoge leeftijd.      5 De pleinen van de stad zullen vol zijn met jongens en meisjes die op haar pleinen spelen.’
6 Zo zegt de HEERE van de legermachten: ‘Omdat het te wonderlijk is in de ogen van het overblijfsel van dit volk in die dagen, zou het daarom ook in mijn ogen te wonderlijk zijn?’, spreekt de HEERE van de legermachten.   
7 Zo zegt de HEERE van de legermachten: ‘Zie, Ik zal mijn volk redden uit het land van de opgang en uit het land van de ondergang van de zon,    8 en Ik zal hen daarheen brengen, opdat zij midden in Jeruzalem zullen wonen. Zij zullen mijn volk zijn en Ik zal hun GOD zijn, in waarheid en in gerechtigheid.’     
9 Zo zegt de HEERE van de legermachten: ‘Laten jullie handen sterk zijn, jullie, die in deze dagen deze woorden gehoord hebben uit de mond van de profeten die erbij waren op de dag, dat het fundament van het Huis van de HEERE van de legermachten gelegd werd om daarop de Tempel te herbouwen.      10 Want vóór die dagen betekende het loon van de mens niets en een stuk vee bracht niets op en voor wie uittrok of voor wie terugkeerde was er geen vrede vanwege de vijand, want Ik zette alle mensen tegen elkaar op.      11 Maar nu zal Ik voor het overblijfsel van dit volk niet zijn zoals in de vroegere dagen, spreekt de HEERE van de legermachten. 12 Want het zaad van de vrede, de wijnstok, zal zijn vrucht geven en de aarde zal haar opbrengst geven en de hemelen zullen hun dauw geven en Ik zal het overblijfsel van dit volk dit alles doen beërven.    13 Het zal gebeuren, dat, zoals jullie, huis van Juda en huis van Israël, een vloek geweest zijn onder de volken, dat Ik jullie evenzo tot redding zal zijn en jullie tot zegen zullen zijn. Wees niet bang, laten jullie handen sterk zijn!’     
14 Want zo zegt de HEERE van de legermachten: ‘Zoals Ik Mij voorgenomen had jullie kwaad te doen, toen jullie vaderen Mij toornig hadden gemaakt, zo zegt de HEERE van de legermachten, en Ik daar geen spijt van heb, 15 zo ben Ik nu opnieuw van plan om in deze dagen Jeruzalem en het huis van Juda goed te doen. Wees niet bang!    16 Dit zijn de dingen die jullie moeten doen: Spreek waarheid onder elkaar, oordeel naar waarheid en met een gezond oordeel in jullie poorten.      17 Laat een man in zijn hart geen kwaad tegen zijn naaste uitdenken en heb de valse eed niet lief, want Ik haat al deze dingen!’, spreekt de HEERE.”     
 
18 Het woord van de HEERE van de legermachten kwam tot mij en het luidde:
 
19 “Zo zegt de HEERE van de legermachten: ‘Het vasten van de vierde en het vasten van de vijfde en het vasten van de zevende en het vasten van de tiende maand zal voor het huis van Juda tot vreugde worden en tot blijdschap, het zullen aangename feesten zijn. Heb de waarheid en de vrede lief!’   
20 Zo zegt de HEERE van de legermachten: ‘Volken en inwoners van vele steden zullen weer hierheen komen!    21 De inwoners van de ene stad zullen naar de inwoners van de andere stad gaan en zeggen: Laten wij op weg gaan om voor het aangezicht van de HEERE te smeken en om de HEERE van de legermachten te zoeken, ikzelf zal ook gaan.   22 Vele volken en machtige volkeren zullen komen om de HEERE van de legermachten in Jeruzalem te zoeken en om het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen.’
23 Zo zegt de HEERE van de legermachten: ‘In die dagen zal het gebeuren dat tien mannen, uit alle talen van de volken, zich zullen vastgrijpen, ja, zich zullen vastgrijpen aan de zoom van het kleed van een Joodse man en zeggen: ‘Wij gaan met jullie mee, want wij hebben gehoord dat GOD met jullie is.’ ”