Het antwoord van de HEERE op de tweede klacht
2
1 Ik zal op mijn post gaan staan
en mij op de wachttoren opstellen,
ik zal uitkijken om te zien
wat Hij tot mij zal spreken,
en wat ik moet antwoorden op mijn klacht.       
 
2 De HEERE antwoordde mij en zei:
Schrijf het visioen op,
schrijf het duidelijk op tafelen,
zodat wie snel voorbijloopt het toch kan lezen.     
3 Want het visioen wacht nog
tot de bestemde tijd.
Het snelt voort naar het einde,
het is geen leugen.
Als het uitblijft, blijf erop wachten,
want het zal zeker komen,
het zal niet te laat komen.   
 
4 Zie, zijn ziel is opgeblazen,
ja, zijn ziel is niet oprecht in hem,
maar de rechtvaardige zal leven
door zijn geloof.   
 
5 Jazeker, wijn is immers verraderlijk!
Wijn is als een trotse kerel
die niet tot rust komt,
die zijn gulzige ziel wijd opent
als het dodenrijk.
Hij is onverzadigbaar als de dood,
hij verzamelt alle volken bij zich
en haalt alle volkeren naar zich toe.     
6 Zullen deze allen dan niet
een spreuk over hem aanheffen,
een spotlied vol raadsels, en zeggen:
 
Wee hem die zich verrijkt
met wat het zijne niet is!
Hoelang nog?
Wee hem die zich zwaar belaadt
met gepand goed!   
7 Zullen niet plotseling diegenen opstaan
die je zullen bijten,
en diegenen ontwaken
die je zullen doen beven,
en zul je hen niet tot buit worden?
8 Omdat je vele volken hebt beroofd,
zullen alle overige volken jou beroven
vanwege het bloed van de mensen,
dat vergoten is
en vanwege het geweld tegen het land,
de stad en tegen allen die daarin wonen.   
 
9 Wee hem die op brute wijze
buit bijeen graait voor zijn huis,
om zijn nest in de hoogte te bouwen,
om zo te ontkomen
aan de greep van het kwaad.     
10 Je hebt schandelijke plannen gesmeed
voor je huis,
om vele volken uit te roeien
en zo tegen je ziel te zondigen.
11 Want de steen uit de muur schreeuwt het uit,
en de balk antwoordt vanuit het houtwerk.
 
12 Wee hem die een stad bouwt met bloed,
die een stad grondvest op onrecht!
13 Zie, is het niet door de HEERE
van de legermachten,
dat volken zich afmatten voor vuur,
en volkeren zich voor niets inspannen?     
14 Want de aarde zal vervuld worden
van de kennis van de heerlijkheid van de HEERE,
zoals de wateren de zee bedekken.
 
15 Wee hem die zijn naaste te drinken geeft,
jij, die je gif erbij doet
en hem ook nog dronken voert,
om hun naaktheid te zien.     
16 Je zult jezelf met schande overladen
in plaats van met eer.
Drink jij nu ook maar
en laat je onbesnedenheid zichtbaar worden.
De beker uit de rechterhand van de HEERE
zal zich tot je wenden
er zal schande over je heerlijkheid komen.   
17 Want het geweld tegen Libanon begaan,
zal je overdekken,
en ook de vernietiging van de beesten,
waarmee je hen schrik aanjoeg,
vanwege het bloed van de mensen
en het geweld over het land,
de stad en over allen die daarin wonen.     
 
18 Wat is het nut van een gesneden afgodsbeeld,
wanneer zijn maker het zelf gesneden heeft,
wat is het nut van een gegoten beeld
wanneer zijn maker lesgeeft in liegen,
wanneer de maker vertrouwt
op zijn eigen maaksel
terwijl hij stomme afgoden maakt?   
19 Wee hem die tegen de houten balk zegt:
‘Word wakker!’,
tegen de zwijgende steen ‘Sta op!’.
Zou deze kunnen onderwijzen?
Zie, hij is met goud en zilver overtrokken
en er zit helemaal geen geest in.
20 De HEERE is in zijn heilige Tempel.
Wees stil voor zijn aangezicht, heel de aarde!