Jona in de vis
2
1 De HEERE had een grote vis uitgekozen om Jona op te slokken en Jona was drie dagen en drie nachten in de ingewanden van de vis.      2 Jona bad tot de HEERE, zijn GOD, vanuit de ingewanden van de vis. 3 Hij zei:
 
“Uit mijn benauwdheid riep ik tot de HEERE
en Hij antwoordde mij.
Vanuit de schoot van het dodenrijk riep ik het uit
en U hoorde mijn stem.   
4 Want U had mij in de diepte,
in het hart van de zeeën geworpen,
een waterstroom omgaf mij.
Al uw bruisende wateren en uw golven gingen over mij heen.     
5 Ik zei: ‘Ik ben verstoten van voor uw ogen,
och, mocht ik toch weer uw heilige Tempel aanschouwen.’
6 Tot op mijn ziel toe hadden de wateren mij in hun greep,
de bruisende wateren omringden mij, zeewier zat aan mijn hoofd vastgeplakt.
7 Ik was neergedaald tot op de fundamenten van de bergen,
de grendels van de aarde waren achter mij voor eeuwig gesloten,
maar U heeft mijn leven uit het watergraf opgetrokken,
o HEERE, mijn GOD!   
8 Toen mijn ziel in mij bezweek, dacht ik aan de HEERE
en mijn gebed kwam tot U, in uw heilige Tempel.   
9 Zij die het van bedrieglijke, vergankelijke afgoden verwachten,
verlaten het pad van hun liefdevolle trouw.   
10 Maar ik zal met een stem vol dank offers aan U brengen.
Wat ik beloofd heb, zal ik nakomen.
De redding is van de HEERE.”     
 
11 Toen sprak de HEERE tot de vis en die spuwde Jona uit op het droge.