Vierde visioen: een korf met vruchten
8
1 “Dit liet mijn Heer, de HEERE, mij zien:
Zie, een mand met zomervruchten!    2 Hij zei: ‘Wat zie je Amos?’ Ik zei: ‘Een mand met zomervruchten!’ Toen zei de HEERE tegen mij: ‘Het einde is gekomen over mijn volk Israël. Ik zal het voortaan niet meer sparen!    3 Op die dag zullen de paleiszangen in gehuil veranderen, spreekt mijn Heer, de HEERE. Overal zullen de lijken, die Hij neergeworpen heeft, talrijk zijn. Wees stil!’ ”  
 
Waarschuwingen van de HEERE
4 “Hoor dit, jullie die de arme verzwelgen en de ellendigen van het land ten einde raad maken,    5 door te zeggen: ‘Wanneer zal de nieuwe maan voorbij zijn, zodat wij graan kunnen verkopen? En wanneer zal de sabbat voorbij zijn, zodat wij de graanschuren kunnen openen en de efa klein kunnen maken en de sjekel groot en wij met valse weegschalen bedrog kunnen plegen,        6 zodat wij de geringen voor zilvergeld kunnen kopen en de arme voor een paar sandalen!’, en door te zeggen: ‘Wij zullen kaf voor koren verkopen!’ ”     
 
7 “De HEERE heeft gezworen bij de hoogmoed van Jakob: ‘Nooit en te nimmer zal Ik al hun daden vergeten!’    8 Zou het land hierom niet beven en iedere inwoner ervan niet rouwen? Zou het niet in zijn geheel omhoog komen als de rivier, stijgen en dalen zoals de rivier van Egypte?”     
 
9 Op die dag zal het gebeuren, spreekt mijn Heer, de HEERE, dat Ik de zon midden op de dag zal doen ondergaan en het land op klaarlichte dag zal verduisteren.    10 Ik zal jullie feesten veranderen in rouw en al jullie liederen in geweeklaag, ik zal een zak als rouwkleed om alle lendenen doen en op ieder hoofd een kale plek maken, Ik zal het land in rouw dompelen als over een enige zoon en haar einde zal Ik maken als een dag van bitter geween.”     
 
11 “Zie, de dagen komen, spreekt mijn Heer, de HEERE, dat Ik hongersnood in het land zal brengen, geen honger naar brood, geen dorst naar water, maar een dorst om te luisteren naar de woorden van de HEERE.    12 Dan zullen zij zwerven van zee tot zee en van het noorden naar het oosten, zij zullen heen en weer trekken om het woord van de HEERE te zoeken, maar zij zullen het niet vinden.    13 Op die dag zullen de schoonste maagden en de stoerste jongemannen van dorst versmachten,    14 zij die zweren bij de schuld van Samaria en zeggen: ‘Zo waar je god leeft, Dan, en de weg naar Ber-Seba leeft!’, zullen vallen en niet meer opstaan!”