2
1 “Zo zegt de HEERE: Vanwege de drie overtredingen van Moab, ja, dan ook vanwege de vier, zal Ik het niet afwenden, omdat zij de beenderen van de koning van Edom tot kalk verbrand hebben.    2 Ik zal vuur in Moab zenden, dat de paleizen van Kerioth zal verteren. Moab zal sterven onder groot tumult, bij krijgsgeschreeuw en bij het geluid van de ramshoorn.    3 Ik zal de rechter uit zijn midden uitroeien en met hem zal Ik al zijn vorsten doden, zegt de HEERE.”     
 
4 “Zo zegt de HEERE: Vanwege de drie overtredingen van Juda, ja, dan ook vanwege de vier, zal Ik het niet afwenden, omdat zij de Wet van de HEERE verworpen en zich niet aan zijn wetsvoorschriften gehouden hebben en omdat hun leugengoden, die hun vaderen al achterna liepen, hen hebben doen dwalen,    5 zal Ik vuur in Juda zenden, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren.”
 
6 “Zo zegt de HEERE: Vanwege de drie overtredingen van Israël, ja, dan ook vanwege de vier zal Ik het niet afwenden, omdat zij de rechtvaardige voor zilvergeld hebben verkocht en de arme om een paar sandalen.      7 Zij snakken ernaar dat het stof van de aarde op het hoofd van de geringen neerdaalt en de weg van de zachtmoedigen maken zij onnodig lang. Een man en zijn vader gaan naar hetzelfde meisje om mijn heilige Naam te schenden.      8 Naast elk altaar strekken zij zich uit op verpande kleren en in het huis van hun god drinken zij wijn van het geld van hen die een boete hadden gekregen.    9 En Ik had nog wel de Amorieten voor hun aangezicht weggevaagd, die net zo lang waren als hoge cederbomen en sterk als eiken. Ik had zijn vrucht van boven en zijn wortels vanonder vernietigd.        10 Ik heb jullie uit het land Egypte doen optrekken en veertig jaar lang liet Ik jullie in de woestijn rondlopen om het land van de Amorieten als erfdeel in bezit te nemen.      11 Uit jullie zonen heb Ik profeten doen opstaan en uit jullie jongemannen degenen die de wijdingshaarkrans droegen. Of niet soms, zonen van Israël?!, spreekt de HEERE.    12 Maar jullie lieten degenen die de wijdingskrans droegen wijn drinken, en de profeten hebben jullie geboden en gezegd: ‘Jullie mogen niet profeteren!’      13 Zie, Ik zal jullie neerdrukken, zoals een kar vol korenschoven zijn wielen in de grond drukt.    14 Afgelopen is het met vluchten, ook al ben je snel, de sterke zal zijn kracht niet behouden en een held zal zijn leven niet kunnen redden.    15 Wie de boog grijpt, zal niet overeind blijven, en wie snel kan lopen, zal niet ontkomen, en ook de ruiter te paard, zal zijn leven niet kunnen redden.    16 Op die dag zal de moedigste onder de helden naakt wegvluchten, zo spreekt de HEERE.”