Oproep tot bekering
14
1 “Samaria zal boeten, want het is weerspannig geweest tegen zijn GOD. Door het zwaard zullen zij vallen, hun kleine kinderen zullen worden verpletterd en hun zwangere vrouwen zullen worden opengereten.       2 Israël, bekeer je tot de HEERE, je GOD, want je bent gestruikeld door je eigen ongerechtigheid.      3 Neem deze woorden van berouw met je mee en bekeer je tot de HEERE. Zeg tegen Hem: ‘Neem de ongerechtigheid helemaal weg en neem het goede aan, dan zullen wij de offerstieren van de beloften van onze lippen ook werkelijk brengen.    4 Assyrië zal ons niet redden, op paarden zullen we niet rijden en tegen het maaksel van onze handen zullen we niet meer zeggen: ‘Onze god’, want bij U is er barmhartigheid voor de wees.’ ”
 
5 “Ik zal hun afkerigheid genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want mijn toorn heeft zich van hem afgekeerd. 6 Ik zal voor Israël zijn als de dauw. Het zal bloeien als de lelie en het zal zijn wortels uitslaan als de bergen van de Libanon.      7 Zijn twijgen zullen uitlopen en het zal eerbiedwaardig zijn als de olijfboom en geurig als de Libanon. 8 Zij zullen terugkomen en in zijn schaduw zitten, zij zullen het graan weer doen herleven en zij zullen bloeien als de wijnstok. Als men aan hem denkt, is het alsof men denkt aan de wijn van Libanon.    9 Efraïm zal zeggen: ‘Wat heb Ik nog met de afgoden te maken?’ Ik heb hem verhoord en Ik zal naar hem omzien. Ik zal zijn als een groene cipres, door Mij zal er vrucht aan je gevonden worden.”   
 
10 “Wie is wijs en heeft verstand van deze dingen, wie is verstandig en heeft er inzicht in? Jazeker, de wegen van de HEERE zijn recht en de rechtvaardigen zullen erop wandelen, maar de overtreders zullen erop struikelen.”