De bevrijding uit Babel
48
1 “Luister hiernaar, huis van Jakob, jullie die met de naam Israël geroepen worden en uit de wateren van Juda voortgekomen zijn, die zweren bij de Naam van de HEERE en aan de GOD van Israël denken, maar niet in waarheid, en niet in gerechtigheid.    2 Zij noemen zich ‘Het volk uit de heilige stad!’ en zij steunen op de GOD van Israël, de HEERE van de legermachten is zijn Naam.”
 
3 “De eerdere dingen heb Ik al lang geleden bekendgemaakt, zij zijn uit mijn mond voortgekomen en Ik heb ze doen horen. Plotseling heb Ik ze gedaan en zijn ze gekomen.    4 Omdat Ik wist, dat jij je verhard had en je nek als een ijzeren stang was en je voorhoofd als van koper, 5 heb Ik ze al lang van tevoren aan je bekendgemaakt. Voordat het kwam, heb Ik ze je doen horen, zodat jij niet kunt zeggen: ‘Mijn afgod heeft die dingen gedaan!’, of: ‘Mijn gesneden beeld!’, of: ‘Mijn gegoten beeld heeft ze bevolen!’ 6 Jij hebt ze gehoord, kijk goed naar dit alles. Zouden jullie ze niet doorvertellen? Van nu af aan laat Ik je nieuwe dingen horen, verborgenheden waarvan jij niet weet.   
7 Nú zijn zij geschapen, niet lang geleden. Vóór vandaag heb jij er ook niet van gehoord, zodat jij niet kan zeggen: ‘Zie, ik wist ervan!’    8 Je hebt ze niet gehoord en er ook niet van geweten. Ook toen al stond je oor er niet open voor, want Ik wist dat je heel trouweloos zou handelen en dat je al vanaf de moederschoot ‘Overtreder!’ genoemd zou worden.”
 
9 “Omwille van mijn Naam stel Ik mijn toorn uit en omwille van mijn roem zal Ik Mij bedwingen, jou ten goede, zodat Ik je niet zal uitroeien.      10 Zie, Ik heb je gelouterd, maar niet zoals zilver, Ik heb je beproefd in de smeltoven van ellende. 11 Om Mijzelf, om Mijzelf doe Ik dat, want wat zou mijn Naam anders ontheiligd worden? Mijn eer geef Ik aan geen ander.”     
 
12 “Luister naar Mij, Jakob, jij Israël, mijn geroepene! IK ben HEM, Ik ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste.      13 Ook heeft mijn hand de aarde gegrondvest en mijn rechterhand heeft de hemelen uitgespannen. Roep Ik hen, dan staan zij daar tezamen.    14 Kom allen bijeen en luister: Wie onder hen heeft deze dingen verkondigd? De HEERE heeft hem lief, met Babel zal hij handelen naar zijn wens en zijn arm zal tegen de Chaldeeën zijn.      15 Ik, ja Ik heb het gesproken, ook heb Ik hem geroepen. Ik zal hem doen komen en hij zal voorspoedig zijn op zijn weg. 16 Nader tot Mij, luister hiernaar: Vanaf het begin heb Ik nooit in het verborgene gesproken. Vanaf de tijd dat het gebeurde, ben Ik daar! ‘En nú heeft, mijn Heer, de HEERE, Mij gezonden, met zijn Geest.’ ”   
 
17 “Zo zegt de HEERE, je Losser, de Heilige van Israël: ‘Ik ben de HEERE, je GOD, die je leert wat nuttig is, die je leidt op de weg die je moet gaan.    18 Och, had je maar aandacht geschonken aan mijn geboden, dan zou je vrede als een rivier geweest zijn en je gerechtigheid als de golven van de zee,      19 je zaad zou geweest zijn als het zand en die uit je lendenen voortkomen als de korrels ervan. Zijn naam zou niet uitgeroeid en verdelgd worden van voor mijn aangezicht.’ ”   
 
20 “Ga weg uit Babel, vlucht weg van de Chaldeeën, maak het onder luid gejuich bekend, laat dit horen, laat het nieuws uitgaan tot aan het einde van de aarde, zeg: ‘De HEERE heeft zijn dienaar Jakob verlost!’      21 Zij leden geen dorst toen Hij hen door woeste plaatsen leidde. Hij liet water voor hen uit de rots stromen. Hij deed de rots splijten en het water stroomde eruit.”
22 “De boosdoeners hebben geen vrede!, zegt de HEERE.”