Profetie over Samaria
28
1 “Wee de trotse kroon van de dronkaards van Efraïm, zijn prachtige sieraad is net een verwelkende bloem, die het hoofd tooit van de vruchtbare vallei van hen die door de wijn zijn overmand. ◼ ◻ 2 Zie, mijn Heer heeft iemand bij Zich die sterk en machtig is als een hagelstorm, als een storm die pest en verwoesting brengt. Als een stortvloed van geweldige, overstromende wateren zal Hij die kroon met zijn hand ter aarde werpen. ◼ ◻ 3 De trotse kroon van de dronkaards van Efraïm zal met voeten vertrapt worden. 4 De verwelkende bloem van zijn prachtige sieraad, dat rust op het hoofd van een vruchtbare vallei, zal zijn als een vroege vrucht vóór de aanvang van de zomer, die iemand, terwijl hij om zich heen kijkt, ziet en inslikt wanneer die nog maar net in zijn hand is.” ◼ ◻ 5 “Op die dag zal de HEERE van de legermachten tot een schitterende kroon en tot een sierlijke krans zijn voor de rest van zijn volk, ◼ 6 tot een geest van oordeel voor hem die zich neergezet heeft om recht te spreken, en tot een geest van heldenmoed voor hen die de strijd terugdringen naar de poort.” ◼
7 “Ook dezen hier dwalen door de wijn en zijn door sterkedrank overmand. Priester en profeet dwalen door de sterkedrank. Zij zijn opgeslokt door de wijn, zij zijn overmand door de sterkedrank, zij dwalen als zij visioenen zien, zij wankelen als zij een vonnis vellen. ◼ ◘ 8 Want alle tafels zitten vol smerig braaksel, geen enkele plek is schoon gebleven. ◼ 9 ‘Wie zou hij kennis kunnen bijbrengen, aan wie zou hij de boodschap kunnen uitleggen? Aan hen die van de moedermelk af zijn, aan hen die van de moederborst afgenomen zijn? ◼ ◻ 10 Want het is gebod op gebod, gebod op gebod, bevel op bevel, bevel op bevel, hier wat, daar wat.’ ” ◻
11 “Daarom zal Hij door brabbelende lippen en door een andere tong tot dit volk spreken, ◼ ◘ 12 Hij die tot hen gezegd heeft: ‘Dit is de rust, geef de vermoeide rust!’, en: ‘Dit is de rustplaats!’, maar zij wilden niet luisteren. 13 Het woord van de HEERE zal voor hen worden: ‘Gebod op gebod, gebod op gebod, bevel op bevel, bevel op bevel, hier wat, daar wat!’, zodat zij bij hun gaan, achterover vallen, breuken oplopen, verstrikt raken en gevangengenomen worden.” ◻ ◘
14 “Daarom, luister naar het woord van de HEERE, jullie spotters, machthebbers van dit volk dat in Jeruzalem is! ◻ 15 Omdat jullie zeggen: ‘Wij hebben een verbond met de dood gesloten en met het dodenrijk zijn wij een overeenkomst aangegaan. Wanneer de striemende zweep voorbijkomt, zal hij niet bij ons komen, want wij hebben leugen tot onze toevlucht gesteld en ons achter bedrog verscholen!’ ◼ 16 Daarom, zo zegt mijn Heer, de HEERE: ‘Zie, Ik leg een steen in Sion, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen, een hecht fundament. Wie gelooft, zal niet vluchten.’ ◼ ◻ ◘ 17 Het recht zal Ik tot meetsnoer maken en gerechtigheid tot paslood. De hagel zal de toevlucht van de leugen wegvagen en de wateren zullen de schuilplaats ervan overstromen.
18 Jullie verbond met de dood zal worden uitgewist en jullie overeenkomst met het dodenrijk zal niet standhouden. Wanneer de striemende zweep voorbijtrekt, zullen jullie door hem vertrapt worden. ◼ 19 Zo vaak hij voorbijgaat, zal hij jullie wegnemen, want iedere ochtend zal hij voorbijtrekken, bij dag en bij nacht. Het begrijpen van de boodschap brengt alleen maar verschrikking. ◼ ◻ 20 Want het bed zal te kort zijn om zich op uit te strekken en de deken zal te smal zijn om zich erin te wikkelen. 21 Want de HEERE zal opstaan als op de berg Perazim, Hij zal woest worden als in de vallei van Gibeon, om zijn werk te doen - ja, ‘Zijn werk zal vreemd zijn!’ - en om zijn dienst te verrichten, ja zeker ‘Zijn dienst zal ongewoon zijn!’ ◼ 22 Nu dan, spot niet, opdat je boeien niet nog strakker aangehaald worden, want ik heb van mijn Heer, de HEERE van de legermachten gehoord dat algehele vernietiging vastbesloten is over heel de aarde.” ◼ ◻
23 “Hoor dan toch en luister naar mijn stem, let op en luister naar mijn woorden! ◻ 24 Ploegt de ploeger heel de dag door om te zaaien, blijft hij zijn grond maar steeds losmaken en eggen? 25 Is het niet zo, dat als hij het oppervlak ervan vlak gemaakt heeft, hij de dille uitstrooit en de komijn breed uitzaait en tarwe in rijen zet, gerst in vakken en spelt aan de rand ervan? ◼ ◻ 26 Hij oefent hem in de juiste werkwijze, zijn GOD onderwijst hem. ◼ 27 Want dille dorst men niet met de dorsslede en over komijn laat men geen karrenwiel rollen, maar dille slaat men uit met de staf en komijn met de stok. ◻ 28 Moet broodkoren verbrijzeld worden? Nee, men dorst het immers niet eindeloos en drijft het wagenwiel en de paarden er niet eindeloos overheen: men verbrijzelt het niet. ◻ 29 Ook dit gaat uit van de HEERE van de legermachten, Hij is wonderbaar van raad, Hij is groot van beleid.” ◘