54
1 Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een overdenking van David.    
 
2 Toen de Zifieten gekomen waren en tegen Saul gezegd hadden: “Houdt David zich niet bij ons verborgen?”  
 
3 O GOD, red mij door uw Naam,
doe mij recht door uw grote macht.
4 O GOD, luister naar mijn gebed,
hoor toch naar de woorden van mijn mond.   
5 Want vreemden staan tegen mij op,
geweldenaars hebben het
op mijn ziel gemunt.
Zij stellen zich GOD niet voor ogen. Sela.   
 
6 Zie, GOD is mijn helper.
Mijn Heer is bij hen
die mijn ziel steun bieden.   
7 Hij zal het kwaad vergelden
aan wie mij belagen.
Roei hen uit in uw trouw.   
8 Ik zal U vrijwillig offers brengen,
uw Naam zal ik danken, o HEERE,
want Hij is goed,
9 want Hij heeft mij bevrijd uit alle nood,
mijn oog keek neer op mijn vijanden.