Het eerste betoog van Elifaz: Aanvaard Gods tuchtiging!
4
1 Toen antwoordde Elifaz, de Temaniet, en zei:   
 
2 Als iemand zou wagen het woord tot je te richten, zou jij daar dan niet terneergeslagen van worden?
Maar wie zou zijn woorden kunnen inhouden?   
3 Zie, jij hebt velen onderwezen
en slappe handen heb je gesterkt.
4 Je woorden hebben degene die struikelde opgericht
en knikkende knieën heb je weer kracht gegeven.   
5 Maar nu overkomt het jezelf en ben je terneergeslagen,
nu treft het jou en ben je ontzet.
 
6 Was niet je vrees voor God jouw steun,
en de oprechtheid van je wegen jouw hoop?   
7 Bedenk toch, wie kwam er ooit onschuldig om,
en waar werden er ooit oprechten weggevaagd?
8 Ik heb gezien dat wie onrecht ploegen en ellende zaaien,
het ook oogsten.     
9 Zij vergaan door de adem van God,
door het blazen van zijn neus komen zij aan hun einde.     
10 Het brullen van de leeuw en de stem van de jonge leeuw verstommen
en de tanden van de welpen worden verbroken.   
11 De leeuw komt om, omdat er geen prooi is,
en de jongen van een leeuwin worden verstrooid.   
 
12 Als een dief, zo drong er een woord tot mij door,
mijn oor heeft er een flard van opgevangen,   
13 bij angstaanjagende gedachten door nachtelijke visioenen,
wanneer er een diepe slaap op de mensen gevallen is.   
14 Schrik en beving overvielen mij,
al mijn beenderen werden opgeschrikt.   
15 Een geest gleed aan mijn gezicht voorbij,
hij maakte dat het haar op mijn lichaam overeind ging staan.   
16 Hij stond stil, maar zijn gedaante herkende ik niet.
Een gestalte stond voor mijn ogen.
Toen hoorde ik een fluisterende stem zeggen:   
 
17 ‘Zou een sterfelijk mens rechtvaardiger zijn dan God?
Zou een man reiner zijn dan zijn Maker?’   
18 Zie, zelfs op zijn dienaren vertrouwt Hij niet
en zijn engelen heeft hij dwaling ten laste gelegd.     
19 Des te minder hen die in lemen huizen wonen,
die het stof als hun fundament hebben.
Zij worden nog eerder verbrijzeld dan de mot.
20 Van ’s morgens tot ’s avonds worden zij verbrijzeld.
Zonder dat men er aandacht aan schenkt, vergaan zij voor altijd.
21 Zal hun tentkoord van hun aardse tent niet worden losgerukt?
Zij sterven, maar zonder wijsheid.